085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

Rijbewijs ingevorderd

Geplaatst op: 12 november 2013

Het rijbewijs kan door de politie om verschillende redenen worden ingevorderd. De vraag of u uw rijbewijs terugkrijgt is afhankelijk van de reden waarom het rijbewijs is ingevorderd en uw persoonlijke belangen. De volgende gronden voor invordering van het rijbewijs moeten worden onderscheiden: 

In al deze gevallen kan een bestuurder tevens terechtkomen in de CBR vorderingsprocedure, waarbij het rijbewijs ongeldig wordt verklaard of de geldigheid tijdelijk wordt geschorst.

Brief officier van justitie na ingevorderd rijbewijs

Wanneer uw rijbewijs is ingevorderd, wilt u dit uiteraard zo snel mogelijk terug. Steeds vaker besluit de officier van justitie om het rijbewijs nog voor enkele maanden in te houden. U kunt de beslissing van de officier van justitie beinvloeden, door tijdig een brief te sturen naar het CVOM te Utrecht. U vraagt in de brief om het ingevorderde rijbewijs aan u terug te geven. Het is belangrijk dat u uw verzoek tot teruggave zo goed mogelijk motiveert en – waar mogelijk – met bewijsstukken onderbouwt.

> Voorbeeldbrief na ingevorderd rijbewijs

Klaagschrift na ingevorderd rijbewijs

Wanneer de officier van justitie heeft besloten om het ingevorderde rijbewijs voor langere tijd in te houden, dan kunt u tegen deze beslissing een klaagschrift indienen bij de rechtbank. Het klaagschrift dient, net als de brief, goed te zijn gemotiveerd en met bewijsstukken te zijn onderbouwd. Vaak is het goed om een werkgeversverklaring mee te sturen waaruit volgt dat u uw rijbewijs dringend nodig hebt voor uw werk.

> Bezwaarschrift na ingevorderd rijbewijs
> Bezwaarschrift/klaagschrift na ingevorderd rijbewijs

Procedure ingevorderd rijbewijs 

De procedure na een ingevorderd rijbewijs bestaat uit meerdere onderdelen, die soms ook door elkaar kunnen lopen. U moet telkens goed opletten en in de gaten houden waar u mee bezig bent.

Klaagschriftprocedure

Hebt u een klaagschrift ingediend tegen het uitblijven van een last tot teruggave van het ingevorderde of ingehouden rijbewijs, dan zult u eerst een oproeping krijgen voor een zitting bij de raadkamer van de rechtbank. De rechtbank zal dan beslissen of er redenen zijn om tussentijds het rijbewijs aan u terug te geven.

Zitting rechtbank/officierszitting

Na de raadkamerzitting krijgt u nog een oproeping voor een zitting. Dat kan een zittingbij de rechtbank (vaak: politierechter) zijn, maar u kunt ook een oproeping krijgen voor een officierszitting. Een officierszitting is een buitengerechtelijke wijze van afdoening van de strafzaak. U komt dan niet bij de rechter, maar een officier van justitie of een parketsecretaris doet een voorstel voor een taakstraf en/of ontzegging van de rijbevoegdheid.

CBR Procedure

Naast de strafzaak kan er ook nog een CBR-procedure lopen. Het CBR kan na een melding van de politie besluiten om een bepaalde verkeersmaatregel op te leggen, zoals een alcoholcursus, een onderzoek naar de rijgeschiktheid of een alcoholslotprogramma. In sommige gevallen kan het CBR ook het rijbewijs ongeldig verklaren.

Het kan dus gebeuren dat u uw rijbewijs in de strafzaak terugkrijgt, maar dat het rijbewijs direct naar het CBR wordt gestuurd omdat deze het rijbewijs ongeldig heeft verklaard.

Advocaat nodig?

Wanneer uw rijbewijs is ingevorderd, komt er ineens veel op u af. U wilt natuurlijk het rijbewijs zo snel mogelijk terugkrijgen, maar wat de snelste en beste manier is om uw rijbewijs terug te krijgen verschilt van zaak tot zaak. Een gespecialiseerde advocaat kan u hierin het beste adviseren en begeleiden. De advocaat kan u adviseren wat uw kansen zijn om via een klaagschriftprocedure het ingevorderde rijbewijs terug te krijgen, en wat het beste moment is om het klaagschrift in te dienen. Hierbij houdt de advocaat het overzicht en zal hij anticipereren op de andere procedures die kunnen lopen.

Wilt u direct geholpen worden door een gespecialiseerde advocaat, dan verzoek wij u om het aanmeldformulier nieuwe zaak zo volledig mogelijk in te vullen. Wij sturen dit dan onmiddellijk door naar de advocaat bij u in de regio die dan binnen 24 uur (tijdens werkdagen) contact met u zal opnemen om de zaak verder te bespreken. Het aanmelden van uw zaak via onze website is gratis en geheel vrijblijvend. Uw aanmelding verplicht u dus tot niets. De beslissing om met de advocaat in zee te gaan, kunt u altijd later nog nemen.

 


Uitnodiging verhoor als verdachte

Geplaatst op: 12 november 2013

Steeds vaker komt het voor dat de politie aan de verdachte een uitnodiging verstuurt voor een verhoor als verdachte. Het verhoor vindt dan op het politiebureau plaats op een in de uitnodiging vermelde datum en tijdstip. Het is dan de bedoeling dat u daar verschijnt. Dit is evenwel niet verplicht.

Lees meer >


Valse aangifte

Geplaatst op: 09 november 2013

Het doen van een valse aangifte is strafbaar. Dat is alom bekend. Maar wanneer is de aangifte nu vals? Voor justitie is het niet altijd even makkelijk om te bewijzen dat valselijk aangifte is gedaan. Wordt u beschuldigd van het doen van een valse aangifte, dan is het in ieder geval verstandig om eerst een advocaat te raadplegen.

Valse aangifte in de wet

Het doen van een valse aangifte is strafbaar gesteld in artikel 188 Wetboek van Strafrecht:

“Hij die aangifte of klacht doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is”.

Bewezen moest worden dat de verdachte de aangifte heeft gedaan, terwijl hij wist dat de aangifte niet waar is. Wetende dat, is een van de zwaardere opzetvarianten. De officier van justitie zal echt moeten bewijzen dat de verdachte op het moment van het doen van de aangifte wist dat de aangifte niet waar was.

Vrijspraak en valse aangifte

Het enkele feit dat een verdachte wordt vrijgesproken van een aan hem ten laste gelegd feit, wil niet zeggen dat de aangifte waarop die tenlastelegging is gebaseerd ook valselijk is gedaan. De vrijspraak wil niet meer zeggen dat er onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs bestaat om tot een bewezenverklaring te komen, maar dit betekent niet dat er een valse aangifte is gedaan. Daar is meer voor nodig.

Vaak zien we in zedenzaken dat de verdachte ineens aangifte wil doen van een valse aangifte door de ander, maar dat levert in de praktijk nooit iets op. Hoe vervelend het ook is om valselijk ergens van te worden beschuldigd, is ons advies om in dat soort zaken geen aangifte te doen. Anders is het in het geval dat u kunt bewijzen dat de aangever wist dat die een valse aangifte deed, bijvoorbeeld omdat die dat zo heeft gezegd tegen een kennis of vriend, die bereid is om dit als getuige te bevestigen.

Straffen valse aangifte

Op zich vallen de straffen die zijn gesteld op het doen van een valse aangifte wel mee. De hoogte van de straf is afhankelijk van de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval. Wanneer de valse aangifte tot gevolg heeft gehad dat tegenover de ander dwangmiddelen, zoals vrijheidsbeneming, zijn toegepast, dan gaat de straf omhoog.

Van belang is ook wat het (beoogde) voordeel is geweest van de valse aangifte. Heeft de aangifte geleid tot een uitkering van de verzekeringsmaatschappij, of heeft de valse aangifte geleid tot veel persoonlijke of financiele schade van de ander, dan zal de rechter doorgaans ook een hogere straf opleggen.

In beginsel moet u ongeveer rekening houden met een gevangenisstraf van 30 dagen, of een werkstraf van 60 tot 120 uur, afhankelijk van de ernst van de aangifte, uw persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden van het geval.

Gevolgen valse aangifte

Naast de straf die u kunt krijgen wegens het doen van een valse aangifte, bent u – bij bewezenverklaring – ook civielrechtelijke aansprakelijk voor eventueel geleden schade. De kosten voor de onnodige politie-inzet hoeft u echter niet (altijd) te betalen. Dit is zo uitgemaakt in de jurisprudentie. Het is belangrijk dat u – ook met het oog op de eventueel civielrechtelijke gevolgen van de valse aangifte – in alle gevallen bij verdenking van het doen van valse aangifte laat bijstaan door een advocaat.

Gespecialiseerde advocaat

Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u onmiddellijk in contact met een gespecialiseerde advocaat uit ons netwerk. De advocaat zal direct de processtukken opvragen, en u tijdens de zitting bijstaan.

 

 


Gevangenhouding

Geplaatst op: 20 oktober 2013

De gevangenhouding is de laatste fase van de voorlopige hechtenis. Een officier van justitie vordert de gevangenhouding wanneer hij wil dat de verdachte na de eerste 17 dagen voorarrest nog langer blijft vastzitten. Of de vordering tot gevangenhouding wordt toegewezen wordt beslist door de raadkamer van de rechtbank. De verdachte wordt eerst op de vordering gehoord, en mag hiertegen verweer voeren. In alle gevallen wordt de verdachte bijgestaan door een advocaat die meestal om afwijzing van de gevangenhouding zal vragen, dan wel om schorsing van de gevangenhouding.

Gevangenhouding in de wet

De gevangenhouding is in de wet geregeld in artikel 65 e.v. Sv.

Artikel 65 – gevangenhouding

1. De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen. 2. Behoudens het geval van   artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging. 3. De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.

Artikel 66

1. Het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging. 2. Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken. 3. De termijn gedurende welke het bevel van kracht is, kan door de rechtbank, op de vordering van de officier van justitie, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting ten hoogste tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van negentig dagen niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord. In het geval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft kan de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding na negentig dagen gedurende ten hoogste twee jaren worden verlengd met periodes die een termijn van negentig dagen niet te boven gaan. De behandeling van een vordering tot verlenging vindt in dat geval in het openbaar plaats. 4. Op bevelen tot verlenging, overeenkomstig het voorgaande lid, zijn de eerste drie leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Gevangenhouding – termijnen

De gevangenhouding kan voor maximaal 90 dagen worden opgelegd. De rechtbank kan onmiddellijk bepalen dat de verdachte 90 dagen moet vastzitten, maar de rechtbank kan ook telkens kortere perioden opleggen, zoals telkens een periode van 30 of 14 dagen. De duur van de periode is altijd afhankelijk van de ernst van het feit. De gevangenhouding mag nooit langer duren dan er qua straf voor het feit kan worden opgelegd.

Gevallen gevangenhouding

Gevangenhouding mag alleen worden toegepast voor strafbare feiten waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld. Daarnaast kan de geva genhouding worden opgelegd nog voor enkele specifiek in artikel 67 Sv. genoemde feiten worden opgelegd, zoals bedreging, belaging, mishandeling, vernieling, verduistering, heling. Voor de gevangenhouding gelden in wezen dezeflde eisen als bij de voorlopige hechtenis.

Ernstige bezwaren gevangenhouding

Net als bij de bewaring (het eerste onderdeel van de voorlopige hechtenis) geldt er als voorwaarde voor de gevangenhouding dat er ernstige bezwaren bestaan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit of de feiten waarvan hij verdacht wordt. Ernstige bezwaren is niet hetzelfde als wettig en overtuigend bewijs. Op basis van het dossier moet de rechter het ernstige vermoeden hebben dat de verdachte bij de strafbare feiten is betrokken.vPas bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gaat het erom dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Dan pas worden hoge eisen gesteld aan het bewijs. In de fase van de gevangenhouding wordt betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit dus eerder aangenomen.

Gronden gevangenhouding

Tot slot zijn er voor het toewijzen van de vordering tot gevangenhouding gronden nodig. Artikel 67a Sv. noemt de volgende gronden:

• Ernstig gevaar voor vlucht
• Feit waarop 12 jaar of meer maximum gevangenisstraf is gesteld en het tot maatschappelijke onrust zou leiden wanneer de verdachte in vrijheid zou worden gesteld
• Gevaar voor herhaling van een feit waarop 6 jaar of meer maximum gevangenisstraf staat, of een feit waardoor de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht of algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
• Eerdere veroordeling van minder dan 5 jaar geleden voor bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting, vernieling, of heling
• Onderzoek dat de politie nog moet verrichten, dat mogelijk bij invrijheidstelling van de verdachte zou kunnen worden gefrustreerd of belemmerd

Iemand mag dus niet zomaar in voorlopige hechtenis worden gehouden. Het moet ofwel om ernstige feiten gaan, ofwel kan iemand worden vastgehouden omdat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, of althans op basis van andere factoren (o.a. psychische gesteldheid) er een kans bestaat dat het feit opnieuw wordt gepleegd, of er bestaat een risico op belemmering of frustering van het onderzoek (bijv. door contact met getuigen).

Schorsing van de gevangenhouding

Wanneer de rechtbank besluit om gevangenhouding op te leggen, kan uw advocaat ook voor u de schorsing van de voorlopige hechtenis vragen. De rechter kan de gevangenhouding schorsen wanneer uw persoonlijke belangen zwaarder worden gevonden dan het algemeen belang dat de maatschappij heeft bij langere vrijheidsbeneming. In de kern is de vraag of u voor schorsing in aanmerking komt altijd een afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval, maar ook uw persoonlijke belangen, en in het bijzonder de negatieve gevolgen die een langere vrijheidsbenemning voor u zal hebbem. Wanneer u een verklaring hebt van een werkgever dat ontslag dreigt, of wanneer aangetoond kan worden dat u anders uw woning verliest of wegens andere zeer belangrijke omstandigheden in uw leven, vergroot dat de kans op een schorsing van de gevangenhouding. 

Aan de schorsing kunnen ook voorwaarden worden verbonden zoals een straat- en contactverbod, meldingsplicht bij de politie, huisarrest, etc. De reclassering zal de rechter adviseren of u eventueel geschorst kunt worden onder bepaalde voorwaarden. De rechter zal eerder geneigd zijn om u vrij te laten, wanneer de reclassering dat adviseert.

Advocaat bij gevangenhouding

Iedere verdachte die in voorarrest komt te zitten, heeft recht op de bijstand van een advocaat.  Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.


Voorarrest

Geplaatst op: 09 oktober 2013

Het traject van het voorarrest bestaan uit verschillende fasen, die elkaar opvolgen. In chronlogische volgorde kunnen de volgende fasen in het voorarrest worden onderscheiden.

  • Ophouden voor verhoor (max. 6 – 15 uur)
  • Inverzekeringstelling (max. 3 dagen, evt 1x verlenging)
  • Bewaring (max. 14 dagen)
  • Gevangenhouding (max. 90 dagen)
  • Pro forma zitting (telkens verlenging max. 3 mnd)

Termijnen voorarrest

Iedere fase in het voorarrest kent eigen termijnen. In totaal mag een verdachte tot aan de eerste pro forma zitting maximaal 117 (zonder verlenging ivs; anders 120 dagen) in voorarrest worden gehouden. Na die 117 dagen dient de rechtbank pro forma te behandelen. Op de pro forma zitting kan telkens worden besloten om het voorarrest voor 3 maanden te verlengen, afhankelijk van de ernst van het feit, de te verwachte straf bij veroordeling, en de vraag of er nog steeds ernstige bezwaren (lees: een ernstige verdenking) bestaat tegen de verdachte.

Ernstige bezwaren voorarrest

Voorwaarde voor de toepassing van voorarrest is dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat (in de fase van de inverzekeringstelling) of dat er ernstige bezwaren bestaan  (vanaf de fase van de inbewaringstelling) dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De term ernstige bezwaren ziet op de ernst van de verdenking die er moet zijn. Bij aanhouding is hoogstens een redelijk vermoeden van schuld nodig. Dit betekent dat de politie op redelijke gronden iemand kon verdenken van het plegen of betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. Voor de voorlopige hechtenis is vervolgens net iets meer verdenking nodig. Het gaat bij de ernstige bezwaren nog niet om echt harde bewijzen. Op basis van het dossier moet de rechter-commissaris het vermoeden hebben dat de verdachte zich schuldig gemaakt kan hebben aan de feiten die hem worden verweten.  Pas bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gaat het erom dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Dan pas worden hoge eisen gesteld aan het bewijs. In de fase van het voorarrest wordt betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit dus eerder aangenomen.
Is het eenmaal tot een veroordeling in eerste anleg gekomen, kan het vonnis van de rechtbank worden gebruikt ter rechtvaardiging van het laten voortduren van het voorarrest.

Gronden voorarrest

Tot slot zijn er voor de toepassing van voorarrest gronden aanwezig. In de fase van de inverzekeringstelling geldt als enige grond het onderzoeksbelang. Zolang de politie onderzoek moet doen, kan de verdachte op het politiebureau in voorarrest worden gehouden.

Vanaf de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris zijn meer gronden nodig. Deze gronden zijn genoemd in artikel 67a Sv.:

• Ernstig gevaar voor vlucht
• Feit waarop 12 jaar of meer maximum gevangenisstraf is gesteld en het tot maatschappelijke onrust zou leiden wanneer de verdachte in vrijheid zou worden gesteld
• Gevaar voor herhaling van een feit waarop 6 jaar of meer maximum gevangenisstraf staat, of een feit waardoor de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht of algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
• Eerdere veroordeling van minder dan 5 jaar geleden voor bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting, vernieling, of heling
• Onderzoek dat de politie nog moet verrichten, dat mogelijk bij invrijheidstelling van de verdachte zou kunnen worden gefrustreerd of belemmerd

Iemand mag dus niet zomaar in voorarrest worden gehouden. Het moet ofwel om ernstige feiten gaan, ofwel kan iemand worden vastgehouden omdat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, of althans op basis van andere factoren (o.a. psychische gesteldheid) er een kans bestaat dat het feit opnieuw wordt gepleegd, of er bestaat een risico op belemmering of frustering van het onderzoek (bijv. door contact met getuigen).

Schorsing voorarrest

Wanneer de rechtbank besluit om een verdachte in voorarrest te houden, kan de advocaat om schorsing van het voorarrest vragen. Schorsing van het voorarrest betekent dat u in vrijheid wordt gesteld. De rechter kan het voorarrest schorsen wanneer de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarder worden gevonden dan het algemeen belang dat de maatschappij heeft bij langere vrijheidsbeneming. In de kern is de vraag of de verdachte voor schorsing in aanmerking komt altijd een afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval, maar ook de persoonlijke belangen van de verdachte, en in het bijzonder de negatieve gevolgen die een langere vrijheidsbenemning voor de verdachte met zich meebrengen. Wanneer een verklaring van een werkgever wordt overgelegd waaruit volgt dat ontslag dreigt, of wanneer aangetoond kan worden dat onruiming van de woning dreigt of wegens andere zeer belangrijke omstandigheden, bestaan er mogelijkheden om schorsing van het voorarrest te vragen. 

Aan de schorsing kunnen ook voorwaarden worden verbonden zoals een straat- en contactverbod, meldingsplicht bij de politie, huisarrest, etc. De reclassering zal de rechter adviseren of u eventueel geschorst kunt worden onder bepaalde voorwaarden. De rechter zal eerder geneigd zijn om u vrij te laten, wanneer de reclassering dat adviseert.

Advocaat voorarrest

Zodra een verdachte in voorarrest wordt gehouden, heeft hij recht op rechtsbijstand van een advocaat. Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.

 


Noodweer

Geplaatst op: 05 oktober 2013

Noodweer is verdediging in een situatie, waarin men onverhoeds wordt aangevallen en waarin alleen zelfverdediging agressie kan afweren. U hebt het recht uzelf en anderen te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, mits de verdediging redelijk was gegeven de omstandigheden van het geval en de mate van agressie, en u niet anders kon dan uzelf te verdedigen. Wanneer u kunt wegrennen of weglopen, wordt dat door de wetgever van u verlangd.

Ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding

Als u door een ander wordt aangevallen is al gauw sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. U krijgt bijvoorbeeld klappen van een ander. Wanneer iemand dreigend tegenover u staat, ligt de situatie al wat ingewikkelder, maar ook in die situatie kan goed worden aangenomen dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uiteindelijk komt het erop aan wat u precies verklaart over de bedreigende situatie.

Proportionaliteit en subsidiariteit

Dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is niet voldoende voor een gerechtvaardigd beroep op noodweer. Voor noodweer gelden ook de eisen van proportionaliteit en subsidiairiteit: de door u toegepaste verdediging moet redelijk zijn en er moeten geen andere (vlucht)mogelijkheden bestaan.

De redelijkheidseis houdt in dat u een aanval van een ander op een min of meer gelijke wijze mag verdedigen. Wanneer iemand u een klap geeft, mag u die persoon vervolgens niet – ter verdediging – helemaal in elkaar slaan, of met een mes steken. Vuurwapengebruik is in dat geval helemaal uit ten boze. Wanneer iemand anders op u schiet, mag u zich echter weer wel verdedigen door terug te schieten.
Wanneer de grenzen van de proportionaliteit worden overschreden kan er soms nog sprake zijn van noodweerexces, zie ook hieronder.

De subsidiairiteitseis houdt in dat u weg moet lopen wanneer daartoe de mogelijkheden bestaan. Het merendeel van de noodweerverweren stranden op deze eis. Vaak was het nog gewoon om te vluchten. Het is heel belangrijk dat u hier duidelijk verklaart dat u geen kant op kon, en er geen andere uitweg voor u bestond dan uzelf te verdedigen.

Strafuitsluitingsgrond

Noodweer is een strafuitsluitingsgrond, meer in het bijzonder een rechtvaardigheidsgrond. Een geslaagd beroep op noodweer tast de wederrechtelijkheid aan. Wederrechtelijkheid betekent dat een strafbaar feit ook daadwerkelijk in strijd is met het recht. Wanneer het handelen niet wederrechtelijk is geweest, kan de verdachte hiervoor niet strafbaar worden geacht, en moet ontslag van rechtsvervolging volgen.

Noodweerexces

Van noodweerexces is sprake op het moment dat bij de afweer de grenzen van de noodzakelijke verdediging worden overschreden als gevolg van de hevige gemoedstoestand die door de aanranding wordt veroorzaakt. Van noodweerexces is bijvoorbeeld sprake als harder wordt teruggeslagen dan nodig is om de aanval af te weren, een wapen wordt gebruikt waar met minder had kunnen worden volstaan of de situatie waarin langer wordt doorgeslagen dan strikt noodzakelijk is. Er kan alleen van noodweerexces worden gesproken, indien er een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding heeft plaatsgehad. Voorts kan een beroep op noodweerexces alleen slagen indien er sprake was van een noodweersituatie

Advocaat noodweer

Wilt u een beroep doen op noodweer, dan is het verstandig dat u het verhaal eerst voorlegt aan een gespecialiseerde advocaat, zodat die naar juridische maatstaven kan beoordelen of er in uw stuatie werkelijk sprake is geweest van handelen vanuit noodweer. Bij voorkeur bespreekt u het gebeurde eerst met de advocaat voordat u een verklaring aflegt bij de politie. Heeft u al een verklaring afgelegd bij de politie, dan zal de advocaat eerst een kopie opvragen van alle verklaringen en deze met u bespreken. Door het horen van getuigen kan in veel gevallen het noodweerverweer nog onderbouwd worden.

Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u onmiddellijk in contact met een gespecialiseerde advocaat met ruime ervaring met noodweerverweren. De rechtsbijstand kan zowel pro deo als op betalende basis worden verricht.


Noodweerexces

Geplaatst op: 05 oktober 2013

Van noodweerexces is sprake op het moment dat bij de afweer de grenzen van de noodzakelijke verdediging worden overschreden als gevolg van de hevige gemoedstoestand die door de aanranding wordt veroorzaakt. De gedraging moet dus het onmiddellijk gevolg zijn van de hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding. De veroorzaakte gemoedsbeweging is van doorslaggevend belang voor de gedraging, maar niet dat geheel uitgesloten is dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging (vgl. HR 13 juni 2006, LJN AW3569, NJ 2006, 343).

Noodweer

Een beroep op noodweerexces kan alleen slagen indien er sprake was van een noodweersituatie. Dus dat is een belangrijk vereiste. Noodweerexces komt alleen maar aan de orde wanneer bij het gebruikte geweld ter verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding de grenzen van de redelijkheid zijn overschreden.

Voorbeelden noodweerexces

Van noodweerexces is bijvoorbeeld sprake als harder wordt teruggeslagen dan nodig is om de aanval af te weren, een wapen wordt gebruikt waar met minder had kunnen worden volstaan of de situatie waarin langer wordt doorgeslagen dan strikt noodzakelijk is. Er kan alleen van noodweerexces worden gesproken, indien er een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding heeft plaatsgehad.

Advocaat noodweer

Wilt u een beroep doen op noodweerexces, dan is het verstandig dat u het verhaal eerst voorlegt aan een gespecialiseerde advocaat, zodat die naar juridische maatstaven kan beoordelen of er in uw stuatie werkelijk sprake is geweest van handelen vanuit noodweerexces. Bij voorkeur bespreekt u het gebeurde eerst met de advocaat voordat u een verklaring aflegt bij de politie. Heeft u al een verklaring afgelegd bij de politie, dan zal de advocaat eerst een kopie opvragen van alle verklaringen en deze met u bespreken. Door het horen van getuigen kan in veel gevallen het verweer noodweerexces nog onderbouwd worden.

Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u onmiddellijk in contact met een gespecialiseerde advocaat met ruime ervaring met noodweerverweren. De rechtsbijstand kan zowel pro deo als op betalende basis worden verricht.


Inverzekeringstelling

Geplaatst op: 05 oktober 2013

De inverzekeringstelling is de beginfase van het voorarrest. Het volgt direct op de eerste fase, die van het ophouden voor het verhoor. De inverzekeringsteling wordt altijd ondergaan op het politiebureau.

Inverzekeringstelling in de wet

De inverzekeringstelling is geregeld in art. 57 Sv. Dit artikel luidt:

1.De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, na hem verhoord te hebben, bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld. Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek, waaronder mede wordt verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak.
2. De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.
3. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier of de hulpofficier die het bevel verleent. Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.
4. De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.
5. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld.

Inverzekeringstelling: in het belang van het onderzoek

Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek naar strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het belang van het onderzoek omvat

  1. het belang van het onderzoek naar de waarheid,
  2. het belang van het onderzoek, door zowel de officier van justitie als de rechter, naar de mogelijkheid en wenselijkheid een bevel tot voorlopige hechtenis te vorderen dan wel te geven (HR 31 oktober 2001, NJ 2001, 239) en
  3. het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen betreffende de strafzaak.

Als het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak (bijvoorbeeld een dagvaarding of een strafbeschikking), wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld (artikel 57 lid 5 Sv). De tekst noch de wetsgeschiedenis van artikel 57 Sv verzet zich ertegen dat de verdachte in verzekering wordt gesteld enkel met het oog op de uitreiking in persoon van mededelingen over de strafzaak. De uitreiking van mededelingen over de strafzaak moet zo spoedig mogelijk gebeuren.

Termijnen inverzekeringstelling

De maximale duur van de eerste termijn van de inverzekeringstelling bedraagt drie dagen (artikel 58 lid 2 Sv). Deze termijn mag eenmalig worden verlengd met 3 dagen, alleen wanneer dit dringend noodzakelijk is. Uitgangspunt is dat een verdachte na de eerste 3 dagen inverzekeringstelling in vrijheid wordt gesteld of wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris waarbij de officier van justitie een vordering tot inbewaringstelling kan doen om de verdachte nog 14 dagen langer in voorarrest te kunnen houden

Voorgeleiding rechter-commissaris

In alle gevallen, ook bij een eventuele verlenging van de inverzekeringstelling, geldt dat de verdachte minimaal binnen een termijn van drie dagen en 15 uur, te rekenen vanaf het tijdstip van aanhouding, moet worden voorgeleid voor de rechter-commissaris, die de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming toetst (artikel 59a lid 1 Sv).

Tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris wordt de verdachte bijgestaan door een advocaat, die ook namens de verdachte invrijheidstelling kan vragen in verband met eventuele onrechtmatigheden bij de aanhouding of inverzekeringstelling, of bij onvoldoende verdenking jegens de verdachte.

Als de rechter-commissaris de inverzekeringstelling onrechtmatig bevindt, beveelt hij de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte (artikel 59a lid 5 Sv). Tegen deze beschikking staat voor de officier van justitie binnen 14 dagen hoger beroep bij de rechtbank open (artikel 59c Sv).

In de meeste gevallen doet de officier van justitie gelijktijdig een vordering tot inbewaringstelling om het voorarrest met 14 dagen te kunnen verlengen. De vordering tot inbewaringstelling wordt direct in aansluiting op de rechtmatigheidstoetsing door de rechter-commissaris behandeld.

Advocaat bij inverzekeringstelling

Vanaf de inverzekeringstelling heeft iedere verdachte recht op rechtsbijstand van een advocaat. Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.

 


Voorlopige hechtenis

Geplaatst op: 05 oktober 2013

De voorlopige hechtenis is de fase van het voorarrest vanaf de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris.

Voorlopige hechtenis in de wet

De voorlopige hechtenis is in de wet geregeld in de artikelen 63 e.v. Sv.

-Eerste Boek. Algemeene bepalingen, Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen, Tweede afdeelin; Voorloopige hechtenis

§ 1. Bevelen tot voorloopige hechtenis

Artikel 63

1. De rechter-commissaris kan, op de vordering van den officier van justitie, een bevel tot bewaring van den verdachte verleenen. De officier van justitie geeft van de vordering onverwijld mondeling of schriftelijk kennis aan de raadsman.
2.Indien de rechter-commissaris reeds aanstonds van oordeel is dat voor het verleenen van zoodanig bevel geen grond bestaat, wijst hij de vordering af.
3.In het andere geval hoort hij, tenzij het voorafgaand verhoor van den verdachte niet kan worden afgewacht, alvorens te beslissen, dezen omtrent de vordering van den officier van justitie en kan hij te dien einde, zoo noodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging, diens dagvaarding gelasten.
4.De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

Artikel 64

1. Het bevel tot bewaring is van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van ten hoogste veertien dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
2. Zodra de rechter-commissaris of de officier van justitie van oordeel is, dat de gronden zijn vervallen waarop het bevel tot bewaring is verleend, gelast hij de invrijheidstelling van de verdachte.
3. Tegen een beschikking van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling van de verdachte op de voet van het tweede lid, staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna bij de rechtbank hoger beroep open.

Artikel 65

1. De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen.
2. Behoudens het geval van   artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.
3. De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.

Artikel 66

1. Het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
2. Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.
3. De termijn gedurende welke het bevel van kracht is, kan door de rechtbank, op de vordering van de officier van justitie, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting ten hoogste tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van negentig dagen niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord. In het geval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft kan de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding na negentig dagen gedurende ten hoogste twee jaren worden verlengd met periodes die een termijn van negentig dagen niet te boven gaan. De behandeling van een vordering tot verlenging vindt in dat geval in het openbaar plaats.
4. Op bevelen tot verlenging, overeenkomstig het voorgaande lid, zijn de eerste drie leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Voorlopige hechtenis – termijnen

De voorlopige hechtenis wordt opgelegd vanaf de voorgeleiding bij de rechter-commissaris. Wanneer de officier van justitie een vordering tot inbewaringstelling heeft gedaan, en deze vordering door de rechter-commissaris wordt toegewezen, kan de verdachte maximaal 14 dagen in voorlopige hechtenis worden gehouden.

Binnen deze termijn van 14 dagen moet de officier van justitie een vordering tot gevangenhoouding doen, indien hij wil dat de verdachte langer in voorlopige hechtenis blijft zitten. De gevangenhouding kan maximaal voor 90 dagen worden opgelegd. 

Gevallen voorlopige hechtenis

Voorlopige hechtenis mag alleen worden toegepast voor strafbare feiten waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld. Daarnaast kan voorlopige hechtenis nog voor enkele specifiek in artikel 67 Sv. genoemde feiten worden opgelegd, zoals bedreging, belaging, mishandeling, vernieling, verduistering, heling.

Ernstige bezwaren voorlopige hechtenis

Voorwaarde voor de toepassing van voorlopige hechtenis is dat er ernstige bezwaren bestaan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De term ernstige bezwaren ziet op de ernst van de verdenking die er moet zijn. Bij aanhouding is hoogstens een redelijk vermoeden van schuld nodig. Dit betekent dat de politie op redelijke gronden iemand kon verdenken van het plegen of betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. Voor de voorlopige hechtenis is vervolgens net iets meer verdenking nodig. Het gaat bij de ernstige bezwaren nog niet om echt harde bewijzen. Op basis van het dossier moet de rechter-commissaris het vermoeden hebben dat de verdachte zich schuldig gemaakt kan hebben aan de feiten die hem worden verweten. 
Pas bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gaat het erom dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Dan pas worden hoge eisen gesteld aan het bewijs. In de fase van de voorlopige hechtenis wordt betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit dus eerder aangenomen.

Gronden voorlopige hechtenis

Tot slot zijn er voor de toepassing van voorlopige hechtenis gronden aanwezig. Artikel 67a Sv. noemt de volgende gronden:

• Ernstig gevaar voor vlucht
• Feit waarop 12 jaar of meer maximum gevangenisstraf is gesteld en het tot maatschappelijke onrust zou leiden wanneer de verdachte in vrijheid zou worden gesteld
• Gevaar voor herhaling van een feit waarop 6 jaar of meer maximum gevangenisstraf staat, of een feit waardoor de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht of algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
• Eerdere veroordeling van minder dan 5 jaar geleden voor bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting, vernieling, of heling
• Onderzoek dat de politie nog moet verrichten, dat mogelijk bij invrijheidstelling van de verdachte zou kunnen worden gefrustreerd of belemmerd

Iemand mag dus niet zomaar in voorlopige hechtenis worden gehouden. Het moet ofwel om ernstige feiten gaan, ofwel kan iemand worden vastgehouden omdat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, of althans op basis van andere factoren (o.a. psychische gesteldheid) er een kans bestaat dat het feit opnieuw wordt gepleegd, of er bestaat een risico op belemmering of frustering van het onderzoek (bijv. door contact met getuigen).

Schorsingvan de voorlopige hechtenis

Wanneer de rechtbank besluit om voorlopige hechtenis op te leggen of de voorlopige hechtenis te verlengen, in de vorm van de inbewaringstelling en gevangenhouding, kan uw advocaat ook voor u de schorsing van de voorlopige hechtenis vragen. De rechter kan de voorlopige hechtenis schorsen wanneer uw persoonlijke belangen zwaarder worden gevonden dan het algemeen belang dat de maatschappij heeft bij langere vrijheidsbeneming. In de kern is de vraag of u voor schorsing in aanmerking komt altijd een afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval, maar ook uw persoonlijke belangen, en in het bijzonder de negatieve gevolgen die een langere vrijheidsbenemning voor u zal hebbem. Wanneer u een verklaring hebt van een werkgever dat ontslag dreigt, of wanneer aangetoond kan worden dat u anders uw woning verliest of wegens andere zeer belangrijke omstandigheden in uw leven, vergroot dat de kans op een schorsing van de voorlopige hechtenis. 

Aan de schorsing kunnen ook voorwaarden worden verbonden zoals een straat- en contactverbod, meldingsplicht bij de politie, huisarrest, etc. De reclassering zal de rechter adviseren of u eventueel geschorst kunt worden onder bepaalde voorwaarden. De rechter zal eerder geneigd zijn om u vrij te laten, wanneer de reclassering dat adviseert.

Advocaat bij voorlopige hechtenis

Zodra een verdachte in voorlopie hechtenis wordt geplaatst, heeft hij recht op rechtsbijstand van een advocaat. Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.

 


Pro deo advocaat strafrecht

Geplaatst op: 05 oktober 2013

Wat veel mensen niet weten is dat u ook een advocaat van onvermogen, ook wel een pro deo advocaat, kunt krijgen. Een pro deo advocaat is een advocaat die betaald wordt door de Staat. In de wet is bepaald dat mensen die beneden een bepaalde inkomensgrens zitten, recht hebben op door de Staat gesubsidieerde rechtsbijstand. De pro deo advocaat is verder onafhankelijk en zal evengoed voor de client optreden als wanneer de zaak op betalende basis wordt aangenomen.

Pro deo advocaat

Niet alle advocaten zijn pro deo advocaten. Sommige advocaten verlenen alleen rechtsbijstand op betalende basis. Met de bij ons netwerk aangesloten advocaten hebben wij afgesproken dat zij ook pro deo rechtsbijstand verlenen wanneer de client binnen de daarvoor geldende inkomensgrenzen zit. Komt u niet voor een pro deo advocaat in aanmerking, dan hanteren de bij ons netwerk aangesloten advocaten een speciaal en extra laag voordeeltarief.

Strafzaken

In de meeste strafzaken kunt u worden bijgestaan door een pro deo advocaat. Er gelden echter enkele uitzonderingen.

Kantonzaken
Moet u bij de kantonrechter verschijnen dan kunt alleen door een pro deo advocaat worden bijgestaan indien vrijheidsbeneming dreigt, bijv. bij dreigende hechtenis en in gijzelingszaken in verband met cjib-boetes.

Verzoek vermindering c.q. kwijtscheling ontnemingsvordering
Bij verzoeken ex art. 577b Sv. voor vermindering of kwijtschelding van een eerder opgelegde ontnemingsvordering, kunt u geen toevoeging krijgen. De Raad voor de Rechtsbijstand meent dat u zelf zo’n verzoek kunt indienen.

Eigen bijdrage

Van de rechtzoekende wordt in sommige gevallen wel verlangd dat deze een eigen bijdrage betaalt voor de kosten die de Staat betaalt aan de pro deo advocaat. De eigen bijdrage is afhankelijk gesteld van het jaarlijkse inkomen, maar bedraagt nooit erg veel. Bovendien kunnen mensen die een Wwb-uitkering (bijstand) hebben via de bijzondere bijstand de eigen bijdrage geheel vergoed krijgen. Per saldo is dan de rechtsbijstand toch volledig kosteloos voor u. Voor meer informatie over de inkomensgrenzen en de hoogte van de eigen bijdrage, zie www.rvr.org.

 > Meer informatie pro deo advocaat strafecht


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden