Zelfverdediging in het strafrecht (noodweer en noodweerexces)
Geplaatst op: 01 August 2025Zelfverdediging in het strafrecht heet noodweer of noodweerexces. Het gaat daarbij om een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen je jezelf mocht verdedigen. In het normale spraakgebruik blijven we het gewoon zelfverdediging noemen. Bij de rechter kunt u ook gerust uitleggen dat u uit zelfverdediging handelde, omdat u werd aangevallen.
Wat is noodweer?
Als je slachtoffer dreigt te worden van een misdrijf, mag je jezelf, anderen en je bezittingen verdedigen. Daarbij kan het gebeuren dat degene die zich verdedigt, iets doet dat in principe strafbaar is. Hij of zij kan dan voor de rechter een beroep doen op ‘noodweer’. Als de rechter dat beroep terecht vindt, legt hij geen straf op. De rechter kijkt daarbij of het noodweer in verhouding stond tot de dreiging (‘proportionaliteit’) en of degene die bedreigd werd, ook iets anders had kunnen doen (‘subsidiariteit’).
Wat is noodweerexces?
Wanneer je bedreigd wordt, leidt dat waarschijnlijk tot hevige emoties. Onder dergelijke omstandigheden is het moeilijk om rustig en rationeel te reageren. Mogelijk dat je vanuit een impuls iets doet dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschrijdt. Je gaat dan in je noodweer te ver, maar je doet dat onder invloed van een hevige emotie. Je kunt dan voor de rechter een beroep doen op ‘noodweerexces’. Als de rechter dat beroep terecht vindt, zal hij geen straf opleggen.
> Meer informatie noodweerexces
Noodweer en verboden wapenbezit
In het Bijlmernoodweerarrest (HR 23-10-1984, NJ 1986, 56) heeft de Hoge Raad bepaald dat het bezit van een illegaal vuurwapen, een beroep op noodweer of noodweerexces niet in de weg hoeft te staan.
Het hof oordeelde in die zaak:
Verdachte heeft echter de grenzen van de noodzakelijke zelfverdediging overschreden door R. met het vuurwapen in de borst te schieten. Gezien haar ervaring met vuurwapens en de geringe afstand (…) moest zij in staat zijn geweest hem te raken in minder vitale delen van zijn lichaam. Wel acht het hof aannemelijk dat het schieten (…) het onmiddellijk gevolg is geweest van haar hevige gemoedsbeweging door de onderhavige overval veroorzaakt, (…) [(2) Uit de omstandigheden…] heeft verdachte mogen opmaken dat er eveneens onmiddellijk dreigend gevaar bestond dat G. haar lijf zou aanranden. Ook toen heeft verdachte de grenzen van de noodzakelijke zelfverdediging overschreden, door G. in de rechter long te schieten, doch ook dit schieten was kennelijk een gevolg van een hevige gemoedsbeweging (…). Hieruit volgt dat het beroep op noodweer faalt maar het beroep op noodweerexces opgaat. (…) [6.1 onder c] dat mitsdien het beroep op noodweer[-exces] opgaat en de verdachte dus niet strafbaar is, waaraan de onwettigheid van het wapenbezit van verdachte niet afdoet.”
En de Hoge Raad accepteerde dit door te overwegen:
“(…) heeft het Hof geen blijk gegeven van een verkeerde opvatting omtrent het bepaalde in art. 41 Sr door te oordelen als in 6.1 onder c weergegeven.”
Zedendelicten
Geplaatst op: 01 August 2025Indien u wordt verdacht van een zedendelict, is het belangrijk dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde advocaat met gedegen kennis en ervaring met zedendelicten. Zedendelicten zijn vaak gecompliceerd waar het gaat om verklaringen van getuigen, technisch bewijs, en soms ook biologische sporen, zoals DNA.
Zedendelicten
De wet maakt onderscheid tussen verschillende soorten zedendelicten. In de wet zijn zedendelicten strafbaar gesteld in titel XIV – misdrijven tegen de zeden.
Binnen deze titel zijn de volgende zedendelicten strafbaar gesteld:
- Schennis van de eerbaarheid (art. 239 Sr)
- Kinderporno (art. 240a en b Sr)
- Verkrachting (art. 242 Sr)
- Verkrachting bewusteloze/onmachtige (art 243 Sr)
- Ontucht minderjarige < 16 jaar (art. 245 Sr)
- Ontucht / feitelijke aanranding > 16 jaar (art. 246 Sr)
- Ontucht bewusteloze/onmachtige (art 247 Sr)
- Grooming (art 248e Sr)
Advocaat zedendelicten
Zedendelicten vergen de deskundige rechtsbijstand door een gespecialiseerde advcaat. Een goede rechtsbijstand in dit soort zaken vereist een gedegen technische en juridische kennis. Ons advies is om zeker in dit soort ingewikkelde zaken u goed te laten bijstaan.
Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u in contact met een gespecialiseerde advocaat voor zedendelicten. Onze advocaten werken ook op basis van pro deo (toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand), waarbij de kosten van rechtsbijstand grotendeels worden betaald door de Staat. Komt u niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand, dan hanteren onze advocaten voor u een zeer scherp tarief van € 135,00. Alleen via ons bent u zeker van gespecialiseerde rechtsbijstand, tegen een betaalbaar tarief.
Zakkenrollen/zakkenrollerij
Geplaatst op: 01 August 2025Zakkenrollerij wordt juridisch gekwalificeerd als een eenvoudige diefstal. Geschiedt het zakkenrollen met twee of meer personen, dan gaat het om een diefstal in vereniging. Hoewel het hier niet gaat om de meest ernstige vormen van diefstal, doet u er verstandig aan onmiddellijk contact op te nemen met een gespecialiseerde advocaat strafrecht, bij voorkeur nog voordat u bent aangehouden door de politie.
Geweld bij zakkenrollen
Bij zakkenrollerij gaat het meestal om een diefstal (van bijv. de portemonnee) zonder dat de ander het merkt. Indien de handeling van het zakkenrollen wordt opgemerkt, kan het zijn dat u wordt vastgepakt, bijv. ter aanhouding. Wanneer u zich dan losrukt om weg te komen, kan deze rukbeweging worden aangemerkt als een geweldshandeling, waardoor het zakenrollen kan worden gekwalificeerd als een diefstal met geweld. Het gaat dan wel om een van de lichtste vormen van geweld.
Straffen zakkenrollen
De straffen voor zakkenrollen vallen doorgaans wel mee. Voor de eerste keer moet u rekening houden met een werkstraf van ongeveer 60 uren. Zijn er meerdere feiten, of is er sprake van recidive dan gaat de straf richting gevangenisstraf.
De precieze straf is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van u, als verdachte. Bij het bepalen van de straf kunnen de volgende factoren van belang zijn:
– aard en ernst van het geweld
– gestolen geld of waarde van gestolen goederen
– kwetsbare slachtoffers (bijv. ouderen)
– omvang schade – (aard en ernst) letsel
– samenwerkingsverband
– professionele werkwijze
– recidive
– berouw/spijt betuiging
Onschuldig
In alle gevallen dat u meent onschuldig te zijn, is het uitermate belangrijk dat u wordt bijgestaan door een goede advocaat. De advocaat kan samen met u op basis van het dossier kijken naar de mogelijkheden om een vrijspraak te bepleiten. Wellicht kunnen camerabeelden worden opgevraagd, getuigen worden gehoord, of andere onderzoeken plaatsvinden.
Advocaat zakkenrollen
Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u in contact met een gespecialiseerde advocaat. Juist bij ernstige strafbare feiten als zakkenrollen, is deskundige bijstand van een gespecialiseerde advocaat strafrecht noodzakelijk!
Alle bij ons netwerk aangesloten advocaten werken ook op basis van pro deo (toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand), waarbij de kosten van rechtsbijstand grotendeels worden betaald door de Staat. Komt u niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand, dan hanteren onze advocaten voor u een zeer scherp tarief van € 135,00. Alleen via ons bent u zeker van gespecialiseerde rechtsbijstand, tegen een betaalbaar tarief.
En bij vrijspraak, sepot of ontslag van rechtsvervolging krijgt u bovendien alle kosten van rechtsbijstand vergoed door de Staat. Wij kunnen dan voor u een verzoek indienen.
Witwassen
Geplaatst op: 01 August 2025Witwassen is het verbergen of verhullen van de herkomst van de opbrengst van criminele activiteiten. In de meeste gevallen gaat het om witwassen van geld dat is verdiend met criminele activiteiten, maar steeds vaker richt justitie zich ook op door criminele activiteiten verkregen goederen.
Witwassen wordt tot de vermogensdelicten gerekend, net als diefstal, verduistering, oplichting. Justitie moet bij witwassen bewijzen dat het geld of de goederen een criminele herkomst hebben. In veel gevallen kan ook bewijs worden geleverd door aan te voeren dat een persoon onvoldoende legale inkomsten heeft om aan het geld of de goederen te komen. Je zou in dat opzicht kunnen spreken van een omkering van de bewijslast.
Wordt u verdacht van witwassen, dan is het belangrijk dat u zich direct goed laat voorlichten over uw mogelijkheden door een gespecialiseerde advocaat strafrecht. De advocaat kan u ook ter terechtzitting bij de politierechter bijstaan.
Vormen van witwassen
De volgende drie vormen van witwassen zijn sinds 6 december 2001 opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (‘WvSr’):
Opzettelijk witwassen (Artikel 420bis WvSr)
Bij de opzettelijke vorm van witwassen dient de verdachte ten tijde van de gedraging te weten dat het voorwerp dat hij verbergt of verhult uit misdrijf afkomstig is. Ten aanzien van deze wetenschap is voorwaardelijke opzet voldoende. De in de delictsomschrijving gebruikte termen ‘verbergen’ of ‘verhullen’ impliceren eveneens opzet. Ook hierbij is voorwaardelijk opzetvoorwaardelijke opzet voldoende (Kamerstukken II 2000/01, 27 159, nr. 5, p. 11)
Gewoonte witwassen (art 420ter WvSr)
Het zogenoemde opzet-witwassen is de generalis van de specialis gewoonte-witwassen dat strafbaar gesteld is in artikel 420ter WvSr. Iemand maakt zich schuldig aan gewoonte-witwassen wanneer hij zich herhaaldelijk schuldig maakt aan opzet-witwassen.
Schuldwitwassen (art. 420quater WvSr)
Tot slot bestaat er nog de schuldvariant van witwassen, opgenomen in artikel 420quater WvSr. In dit laatste geval dient bewezen te worden dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het voorwerp van misdrijf afkomstig was. Ten aanzien van de handelingen die de verdachte verricht ten behoeve van het witwassen dient overigens wel de opzet bewezen te worden. Voorwaardelijke opzet is daarbij voldoende; het zich willens en wetens blootstellen aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans dat men door zijn handelen iets verbergt, verhult enzovoort.
Witwassen en het gronddelict
Bij witwassen is de heler-steler-regel niet van toepassing, zoals dat bij de artikelen 416 en 417 WvSr wel het geval is. Dit betekent dat ook handelingen met betrekking tot voorwerpen die afkomstig zijn uit misdrijven die de witwasser zelf heeft gepleegd, wel onder de bepalingen van witwassen (artikel 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht) vallen. De wetgever heeft hier de zelfstandige strafwaardigheid van witwassen mee willen uitdrukken. Van belang is voorts dat de Hoge Raad in zijn arrest van 2 oktober 2007, NJ 2008, 16, bepaalde dat de opvatting dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp onvoldoende is om dit als witwassen aan te merken geen steun vindt in de wet.
Het geld of andere voorwerpen die worden witgewassen, dienen afkomstig te zijn uit enig voorafgaand misdrijf. Niet vereist is dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is: ook een voorwerp dat gedeeltelijk met crimineel geld en gedeeltelijk met legaal geld is gefinancierd, wordt beschouwd van misdrijf afkomstig te zijn. Van belang is voorts dat de Hoge Raad in zijn arrest van 28 september 2004 (LJN nr. AP2124, HR 02679/03) bepaalde dat om te bewijzen dat het voorwerp ‘afkomstig is uit enig strafbaar feit’ niet uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat betekent ook dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan (Zie ook HR 27 september 2005, NJ 2006, 473)
Overigens lijkt er niets in de weg te staan om ook een fiscaal delict als gronddelict voor witwassen te bezigen. Op het moment van het opstellen van deze Aanwijzing heeft de Hoge Raad zich nog niet hoeven te buigen over een strafzaak waarin dit voorkwam. In de lagere rechtspraak zijn al wel voorbeelden te vinden van strafzaken waarin veroordeling plaatsvond wegens onder meer het witwassen van gelden die door middel van het plegen van fiscale feiten waren gegenereerd (zie bijvoorbeeld Rb Amsterdam, 3 februari 2005; LJN nr. AT5766).
Jurisprudentie witwassen
Uit jurisprudentie zoals deze is ontwikkeld sinds de inwerkingtreding van de witwasartikelen, alsmede uit de jurisprudentie uit inzichten die zijn af te leiden uit jurisprudentie uit de periode dat de helingbepalingen artikel 416 en 417 Sr nog werden gebruikt om witwassen te vervolgen, lijken de volgende elementen te kunnen worden afgeleid die van belang zijn voor de bewijsvoering:
—Dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is, dient ten laste gelegd en bewezen te worden. Het misdrijf hoeft niet nader te worden aangeduid of omschreven; volstaan kan worden met de vermelding van het feit dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Niet vereist is dat de rechter identificeert welk misdrijf precies aan het voorwerp ten grondslag ligt. Vaak zal dit niet mogelijk zijn, terwijl het ook niet relevant is voor de strafwaardigheid van het witwassen (vgl. HR 28-09-2004 LJN: AP2124).
—Uit de bewijsmiddelen behoeft niet te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar het achterliggende misdrijf concreet is begaan (vgl. HR 28-09-2004 LJN: AP2124). Blijkens de conclusie van PG Fokkens bij voornoemd arrest heeft het Hof de mogelijkheid dat het geld ook legaal verkregen zou kunnen zijn als zo onwaarschijnlijk kunnen beschouwen dat het als bewezen heeft kunnen aannemen dat het geld van misdrijf(ven) afkomstig was. Alles wees er immers op dat het hier om geld ging waarvan het bestaan en de herkomst verborgen moesten blijven.
—Teneinde opzet- en gewoontewitwassen te bewijzen dient voorwaardelijke opzet aangetoond te worden omtrent de wetenschap van de verdachte dat het voorwerp van een misdrijf afkomstig is. Er kan dan ook gebruik gemaakt worden van de formulering dat de verdachte ‘bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde’. Voor wat betreft schuldwitwassen is vereist: schuld ten aanzien van de omstandigheid dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft dit redelijkerwijs moeten vermoeden. Dit duidt volgens de Hoge Raad (HR 17 december 1985, NJ 1986, 428) op ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’.
—Volgens de Hoge Raad (vgl. HR 9 februari 1999; NJ 1999, 327) zijn de termen verwerven, voorhanden hebben en overdragen van voldoende feitelijke betekenis om niet nader omschreven te hoeven worden in de tenlastelegging van art. 416 WvSr. De termen verhullen, verbergen, omzetten en gebruiken zullen daarentegen wel nader omschreven dienen te worden.
—Het OM en de rechter kunnen voor het bewijs van witwassen gebruik maken van, zoals ze in internationaal verband worden genoemd ‘typologieën’ van witwassen[5.]. Hierbij gaat het om min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven. Door analyse van reeds afgedane zaken en casusvergelijkingen kunnen bepaalde typen van witwassen alsmede de bijbehorende kenmerken worden onderscheiden. In Nederland worden dergelijke typologieën door FIU.NL ontwikkeld. Ter illustratie zullen in de bijlage de typologieën die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze aanwijzing actueel zijn, worden gevoegd.
Straffen voor witwassen
Een verdachte van witwassen krijgt meestal een geldboete of een werkstraf. De precieze straf is afhankelijk van de waarde van de geheelde goederen, en de vraag of de heling samen met anderen of alleen heeft plaatsgevonden. Er zit uiteraard ook verschil tussen opzettelijk witwassen, gewoontewitwassen, en schuldwitwassen. De straffen zijn vergelijkbaar met die voor heling:
Voor schuldwitwassen moet u rekening houden met de volgende straffen.
Waarde tot € 120,00…………………………………20 uur werkstraf
Waarde tot € 1.200,00…………………………………60 uur werkstraf
Waarde tot € 5.000,00……………………………….100 uur werkstraf
De straffen voor opzetwitwassen liggen iets hoger.
Wanneer het witwassen samen met een ander is gepleegd geldt een verhoging van 1/3. Bij eenmalige recidive geldt een verhoging van 50%. Bij meermalen recidive voor witwassen of soortgelijke zaken geldt een verhoging met 100%.
Voor gewoontewitwassen gelden veel hogere straffen. Daar beginnen de straffen bij 80 uur werkstraf in de lichtste gevallen, oplopend tot gevangenisstraf bij een hoge frequentie.
Onschuldig
In alle gevallen dat u meent onschuldig te zijn, is het uitermate belangrijk dat u wordt bijgestaan door een goede advocaat. De advocaat kan samen met u op basis van het dossier kijken naar de mogelijkheden om een vrijspraak te bepleiten. Wellicht kunnen camerabeelden worden opgevraagd, getuigen worden gehoord, of andere onderzoeken plaatsvinden.
Wanneer u een strafbeschikking krijgt, en meent onschuldig te zijn, moet u de strafbeschikking niet betalen. Het is belangrijk dat u in dat geval binnen 14 dagen verzet instelt. Uw advocaat kan dat voor u doen.
Advocaat witwassen
Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u in contact met een gespecialiseerde advocaat in witwaszaken.
Alle bij ons netwerk aangesloten advocaten werken ook op basis van pro deo (toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand), waarbij de kosten van rechtsbijstand grotendeels worden betaald door de Staat. Komt u niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand, dan hanteren onze advocaten voor u een zeer scherp tarief van € 135,00. Alleen via ons bent u zeker van gespecialiseerde rechtsbijstand, tegen een betaalbaar tarief.
En bij vrijspraak, sepot of ontslag van rechtsvervolging krijgt u bovendien alle kosten van rechtsbijstand vergoed door de Staat. Wij kunnen dan voor u een verzoek indienen.
Winkeldiefstal – advocaat nodig?
Geplaatst op: 01 August 2025Winkeldiefstal is op zich genomen een tamelijk eenvoudig vergrijp. Winkeldiefstal is wel, net als andere diefstallen een misdrijf, en heeft gevolgen voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Bent u voor de eerste keer aangehouden op verdenking van winkeldiefstal, dan krijgt u vaak een strafbeschikking met een boete. Betaalt u de boete, dan erkent u daarmee schuld aan de winkeldiefstal. Indien u niet betaalt, moet u later ooit voor de politierechter verschijnen. Het kan belangrijk zijn dat u zich direct goed laat voorlichten over uw mogelijkheden door een gespecialiseerde advocaat strafrecht.
Straffen voor winkeldiefstal
Over het algemeen krijgt u een boete voor winkeldiefstal. Het gaat dan om een eenvoudige winkeldiefstal, zonder betrokkenheid van anderen. Wanneer u samen met een ander de winkeldiefstal pleegt, loopt u het risoco op een hogere straf. Verder is de waarde van de gestolen goederen van belang voor de hoogte van de straf. Wanneer er geweld wordt gepleegd bij de winkeldiefstal gaat de straf fors omhoog. In dat geval gaat het niet meer om winkeldiefstal, maar om een diefstal met geweld. De ernst en aard van het geweld is dan mede bepalend voor de hoogte van de straf. En bij geweld moet u niet alleen denken aan de overvaller met een wapen. Ook het enkele losrukken nadat u door iemand bent vastgepakt, wordt gezien als een geweldshandeling.
Onschuldig
In alle gevallen dat u meent onschuldig te zijn, is het uitermate belangrijk dat u wordt bijgestaan door een goede advocaat. De advocaat kan samen met u op basis van het dossier kijken naar de mogelijkheden om een vrijspraak te bepleiten. Wellicht kunnen camerabeelden worden opgevraagd, getuigen worden gehoord, of andere onderzoeken plaatsvinden.
Advocaat winkeldiefstal
Wanneer u uw zaak bij ons aanmeldt, brengen wij u in contact met een gespecialiseerde advocaat in winkeldiefstallen.
Alle bij ons netwerk aangesloten advocaten werken ook op basis van pro deo (toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand), waarbij de kosten van rechtsbijstand grotendeels worden betaald door de Staat. Komt u niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand, dan hanteren onze advocaten voor u een zeer scherp tarief van € 120,00. Alleen via ons bent u zeker van gespecialiseerde rechtsbijstand, tegen een betaalbaar tarief.
En bij vrijspraak, sepot of ontslag van rechtsvervolging krijgt u bovendien alle kosten van rechtsbijstand vergoed door de Staat. Wij kunnen dan voor u een verzoek indienen.
werkstraf
Geplaatst op: 01 August 2025De werkstraf houdt in dat u onbetaalde arbeid moet verrichten ten openbare nutte, zoals dat in de wet is geformuleerd. U moet dus werken als straf, zonder dat hier een vergoeding tegenover staat.
Werkstrafprojecten
Er bestaan verschillende soorten werkstrafprojecten. Voorbeelden van werkprojecten zijn het werken in een bejaardentehuis, kringloopbedrijf, sportkantine voetbalclub, afvalruimen. Bespreek altijd met de Reclassering welke projecten u wel als werkstraf kunt en wilt verrichten en welke niet. De Reclassering zal zo goed mogelijk rekening houden met uw persoonlijke omstandigheden en uw eventuele beperkingen, bij het bepalen van het juiste werkstrafproject.
Uitvoering werkstraf
De reclassering houdt in de gaten of de werkstraf juist en tijdig wordt verricht. Voordat u aan de werkstraf begint, hebt u een intakegesprek met de reclassering om de regels die geledne voor de taakstraf te bespreken, alsook afspraken te maken voor de dagen en tijdstippen waarop de werkstraf moet worden gedaan, en het werkproject waar de werkstraf uitgevoerd moet worden. Bij jeugdigen wordt de coordinatie van de werkstraf niet door de (jeugd)reclassering gedaan, maar door de taakstrafcoordinator van de Raad voor de Kinderbescherming.
Termijn uitvoering werkstraf
Volwassenen mogen maximaal een jaar doen voor het verrichten van de werkstraf, welke termijn eenmalig kan worden verlengd wanneer door bijzondere omstandigheden de werkstraf niet eerder verricht kon worden.
Wanneer de taakstraf is overeengekomen tijdens een zogenaamde Taakstrafzitting Openbaar Ministerie (TOM-zitting), ook wel OM-zitting of officierszitting genoemd, dan geldt een maximale termijn van een half jaar, die ook weer in geval van bijzondere omstandigheden eenmalig kan worden verlengd.
Ook voor minderjarigen geldt de termijn van een half jaar, met verlenging tot maximaal een jaar.
N.B. Wij wijzen u erop dat de hiervoor genoemde termijnen in de wet als maximumtermijnen zijn genoemd, maar dat de Reclassering of de taakstrafcoordinator van de Raad voor de Kinderbescherming vaak eisen dat de taakstraf eerder moet worden verricht. U bent niet vrij in het zelf plannen van de taakstraf. Dit gaat in overleg met de Reclassering / Raad voor de kinderbescherming en u moet zoveel mogelijk voorrang geven aan het verrichten van de werkstraf zodat voorkomen wordt dat de taakstraf wordt geretourneerd en de officier van justitie de taakstraf om zal zetten naar vervangende hechtenis.
Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis
Wanneer de werkstraf in de visie van de Reclassering niet juist of tijdig wordt verricht, zal de Reclassering de werkstraf retourneren aan het Openbaar Ministerie. In een afloopbericht zal de Reclassering vermelden waarom de werkstraf is geretourneerd. Naar aanleiding van het bericht van de Reclassering zal de officier van justitie tenuitvoerlegging vorderen van de vervangende hechtenis gelijk aan de helft van de nog openstaande uren. Bij 80 uur werkstraf zal de officier van justitie 40 dagen vervangende hechtenis bevelen.
De veroordeelde kan tegen de beslissing van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis binnen 14 dagen een bezwaarschrift indienen bij de rechter die de werkstraf heeft opgelegd.
Meer over het bezwaarschrift tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis leest u bij:
> omzetting werkstraf
Voorwaardelijke straf
Geplaatst op: 01 August 2025Een voorwaardelijke straf houdt in dat de straf wel wordt opgelegd, maar dat deze niet direct ten uitvoer wordt gelegd. Aan de voorwaardelijke straf is altijd de algeme voorwaarden verbonden dat de verdachte geen nieuw strafbaar feit meer pleegt. Er gelden kunnen ook bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De voorwaardelijke straf is altijd gekoppeld aan een proeftijd, waarbinnen de algemene en bijzondere voorwaarden gelden.
Algemene voorwaarden
Aan een voorwaardelijke straf is altijd de algemene voorwaarde gekoppeld dat de verdachte gedurende de proeftijd geen nieuw strafbaar feit pleegt. Gebeurt dat wel, dan kan de officier van justitie naast een straf voor het nieuwe feit, ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf eisen.
U moet er op bedacht zijn dat geen enkel strafbaar feit mag worden gepleegd. De officier van justitie mag namelijk ook tenuitvoerlegging vorderen voor een totaal ander soort feit dan waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd. Bijv. wanneer u een voorwaardelijke straf hebt gekregen voor een mishandeling, kan de officier van justitie ook voor het te hard rijden > 30 km/u tenuitvoerlegging vorderen. Over het algemeen gebeurt dat niet in de praktijk; er is minimaal enig verband vereist, maar het is wel toegestaan.
Bijzondere voorwaarden
De rechter kan aan de voorwaardelijke straf ook bijzondere voorwaarden verbinden, zoals
- de verplichting om zich te houden aan de aanwijzing en voorschriften van de reclassering
- een straat- en contactverbod
- elektronisch toezicht
- behandelverplichting in kliniek of ambulant
Uitleg voorwaardelijke straf
De rechter kan bijvoorbeeld de volgende straf opleggen:
“Een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de Reclassering Nederland.”
In de praktijk betekent deze straf dat de verdachte 12 maanden de gevangenis in moet, en dat hij daarnaast gedurende twee jaren zich moet houden aan de afspraken met de reclassering, en dat hij diezelfde termijn geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, omdat hij anders alsnog 6 maanden gevangenisstraf uit moet gaan zitten.
Wanneer de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren wordt verdacht van een nieuw strafbaar feit kan de officier van justitie naast een straf voor het nieuwe feit ook tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden vragen.
Datzelfde kan de officier van justitie vragen indien de reclassering aan hem meldt dat de verdachte de afspraken met de reclassering niet nakomt.
Termijn vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft tot uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de proeftijd de mogelijkheid om een vordering tot tenuitvoerlegging te doen.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Geplaatst op: 01 August 2025De voorwaardelijke invrijheidstelling houdt in dat de verdachte na het uitzitten van 2/3 van zijn straf onder voorwaarden kan vrijkomen. De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor gevangenisstraffen vanaf 1 jaar. Boven de 1 jaar gaat er 1/3 van de straf af, nadat tenminste 1 jaar van de straf is ondergaan. Bij een gevangenisstraf van 15 maanden, is de v.i. derhalve 1 maand, en moet de veroordeelde 14 maanden gevangenisstraf ondergaan. Vroeger heette dit de vervroegde invrijheidstelling, maar dit is nu vervangen met de komst van de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. Hierna zullen de belangrijkste vragen over de voorwaardelijke invrijheidstelling worden behandeld.
Vroeger: vervroegde invrijheidstelling
Op 1 juli 2008 is de Wet vervroegde invrijheidstelling vervangen door de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. Met de nieuwe wet blijft het zo dat een veroordeelde vroeger op vrije voeten komt, maar gelden er vanaf dat moment voorwaarden waaraan de veroordeelde zich moet houden. Voldoet de veroordeelde niet aan die voorwaarden, dan kan hij of zij weer vast worden gezet.
Voorwaardelijke invrijheidstelling in de wet
De voorwaardelijke invrijheidstelling is in de wet geregeld in art. 15 Wetboek van Strafrecht (Sr.):
Artikel 15 – voorwaardelijke invrijheidstelling
1. De veroordeelde tot vrijheidsstraf van meer dan een jaar en ten hoogste twee jaren, wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer de vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en van het alsdan nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf eenderde gedeelte is ondergaan.
2. De veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer hij tweederde gedeelte daarvan heeft ondergaan.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien:
a. de rechter op grond van artikel 14a heeft bepaald dat een gedeelte van de vrijheidsstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd;
b. de rechter een last als bedoeld in artikel 14g, eerste lid, heeft gegeven;
c. de veroordeelde een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis of in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering is doorgebracht onder de termijn begrepen, tenzij die tijd, met toepassing van artikel 68, eerste lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, reeds in mindering is gebracht op een andere straf die de veroordeelde heeft ondergaan.
5. Indien de veroordeelde meer dan één vrijheidsstraf heeft te ondergaan, worden deze zo enigszins mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd. In dat geval worden geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen gezamenlijk, met uitzondering van vervangende hechtenis, als één vrijheidsstraf aangemerkt, waarop dit artikel en de artikelen 15a tot en met 15l van toepassing zijn.
6. De artikelen 570 en 570a van het Wetboek van Strafvordering zijn van toepassing.
7. In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling op een eerder tijdstip plaatsvindt in het geval van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland, indien de veroordeelde op dat eerdere tijdstip voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld, als de tenuitvoerlegging niet aan Nederland zou zijn overgedragen.
Wanneer geldt de voorwaardelijke invrijheidstelling
De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor alle gevangenisstraffen vanaf 1 jaar. Er gelden echter wel een aantal uitzonderingen. In de volgende gevallen is de voorwaardelijke invrijheidstelling niet van toepassing:
- Indien al een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk is opgelegd; dan moet de verdachte het volledige deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden uitgezeten.
- Bij een levenslange gevangenisstraf
Berekening datum voorwaardelijke invrijheidstelling
Het is niet altijd eenvoudig om de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling te berekenen. Er gelden een aantal basis uitgangspunten:
- Wanneer er een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is opgelegd dan moet het volledige gedeelte van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden uitgezeten.
- Is er een gevangenisstraf opgelegd van minder dan 2 jaar, dan gaat er 2/3 deel af van het gedeelte boven de 1 jaar af (boven de 1 jaar hoeft de verdachte dus maar 1/3 deel van zijn straf uit te zitten).
- Bij een gevangenisstraf van 2 jaar of meer, gaat er 1/3 deel af over de volledige gevangenisstraf (de verdachte hoeft slechts 2/3 deel van zijn totale straf uit te zitten)
- Wanneer er meerdere gevangenisstraffen zijn opgelegd, dan worden alle straffen bij elkaar opgeteld, en over het totaal de voorwaardelijke invrijheidstelling berekend
Enkele voorbeelden:
– iemand die is veroordeeld tot achttien maanden cel, komt vrij na veertien maanden (12 maanden + 1/3 van 6 maanden)
– iemand die is veroordeeld tot achttien maanden cel, waarvan vier maanden voorwaardelijk, komt niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling, en komt vrij na veertien maanden
– iemand die is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, komt na zestien maanden vrij (24 maanden – 1/3 van 24 maanden);
– iemand die is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, komt na vier jaar vrij (6 jaar – 1/3 van 6 jaar)
VI geldt voor totaal openstaande vrijheidsstraffen
Bij meerdere vrijheidstraffen moeten alle straffen bij elkaar worden opgeteld voor de berekening van de datum waarop iemand voorwaardelijk invrijheid kan worden gesteld.
VI niet van toepassing bij vervangende hechtenis
De eventueel opgelegde vervangende hechtenis in verband met het niet betalen van geldboetes, het niet verrichten van de werkstraf, of het niet betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, wordt niet in de optelling betrokken, en over het gedeelte van de vervangende hechtenis komt de veroordeelde niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Uitzonderingen voorwaardelijke invrijheidstelling
Voorwaardelijke invrijheidstelling is niet van toepassing
- op gevangenisstraffen tot 1 jaar
- bij tenuitvoerlegging vervangende hechtenis
- bij vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven
- wanneer een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is opgelegd
- bij minderjarige verdachten
Verder gelden nog enkele gevallen waarin de officier van justitie aan de rechter kan vragen om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen. Wanneer dat kan leest u hierna.
Achterwege laten of uitstellen voorwaardelijke invrijheidstelling
In de volgende gevallen kan de officier van justitie aan de rechter vragen om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen:
- als de veroordeelde in een TBS-kliniek zit en langer moet worden verpleegdd
- als de veroordeelde zich zeer ernstig heeft misdragen tijdens zijn strafperiode;
- als de veroordeelde zich niet aan voorwaarden wil houden, of als er ondanks de voorwaarden een te groot risico is dat de veroordeelde (ernstige) geweldmisdrijven zal plegen;
- als de veroordeelde is ontsnapt of een ontsnappingspoging heeft gedaan;
Voorwaarden bij voorwaardelijke invrijheidstelling
De officier van justitie kan verschillende voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke veroordeling. Vaak gaat het om de algemene voorwaarde dat er geen nieuw strafbaar feit mag worden gepleegd, maar er kunnen ook bijzondere voorwaarden worden gesteld aan de invrijheidstelling, zoals verplichte begeleiding door de reclassering, het volgen van cursussen of trainingen, een straat- en contactverbod. In feite kunnen alle bijzondere voorwaarden worden opgelegd die ook gelden bij de voorwaardelijke veroordeling.
Proeftijd bij voorwaardelijke invrijheidstelling
De voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling gelden gedurende de proeftijd. Deze proeftijd is gelijk aan de duur van het strafrestant, maar bedraagt minimaal 1 jaar. Bij een veroordeling tot een gevangenisstraf van 2 jaar, komt de veroordeelde dus na 16 maanden vrij, en moet hij zich nog gedurende een jaar aan de voorwaarden houden die de officier van justitie stelt. Doet hij dat niet, dan kan de voorwaardelijke straf worden herroepen, en kan het zijn dat hij het restant van zijn straf (8 maanden) alsnog geheel of gedeeltelijk moet uitzitten. Dit bepaalt de rechter uiteindelijk.
Bij een gevangenisstraf van 6 jaar, geldt dus een proeftijd van 2 jaar!
Schorsing voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde kan alvast – in afwachting tot de zitting bij de rechter – worden aangehouden. De officier van justitie vraagt dan om schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechter-commissaris beslist op het verzoek van de officier van justitie.
Advocaat nodig?
Heeft u een advocaat nodig omdat u advies wil over de berekende datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling, of omdat de officier de rechter heeft gevraagd om voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen, of vanwege een verzoek tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling?
De advocaten binnen ons netwerk hebben ruime ervaring met de voorwaardelijke invrijheidstelling en kunnen u goed bijstaan bij al uw problemen met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Meldt uw zaak bij ons aan, en wij brengen u in contact met een gespecialiseerde advocaat uit ons netwerk.
Voorlopige hechtenis
Geplaatst op: 01 August 2025De voorlopige hechtenis is de fase van het voorarrest vanaf de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris.
Voorlopige hechtenis in de wet
De voorlopige hechtenis is in de wet geregeld in de artikelen 63 e.v. Sv.
-Eerste Boek. Algemeene bepalingen, Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen, Tweede afdeelin; Voorloopige hechtenis
§ 1. Bevelen tot voorloopige hechtenis
Artikel 63
1. De rechter-commissaris kan, op de vordering van den officier van justitie, een bevel tot bewaring van den verdachte verleenen. De officier van justitie geeft van de vordering onverwijld mondeling of schriftelijk kennis aan de raadsman.
2.Indien de rechter-commissaris reeds aanstonds van oordeel is dat voor het verleenen van zoodanig bevel geen grond bestaat, wijst hij de vordering af.
3.In het andere geval hoort hij, tenzij het voorafgaand verhoor van den verdachte niet kan worden afgewacht, alvorens te beslissen, dezen omtrent de vordering van den officier van justitie en kan hij te dien einde, zoo noodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging, diens dagvaarding gelasten.
4.De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.
Artikel 64
1. Het bevel tot bewaring is van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van ten hoogste veertien dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
2. Zodra de rechter-commissaris of de officier van justitie van oordeel is, dat de gronden zijn vervallen waarop het bevel tot bewaring is verleend, gelast hij de invrijheidstelling van de verdachte.
3. Tegen een beschikking van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling van de verdachte op de voet van het tweede lid, staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna bij de rechtbank hoger beroep open.
Artikel 65
1. De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen.
2. Behoudens het geval van artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.
3. De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.
Artikel 66
1. Het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
2. Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.
3. De termijn gedurende welke het bevel van kracht is, kan door de rechtbank, op de vordering van de officier van justitie, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting ten hoogste tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van negentig dagen niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord. In het geval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft kan de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding na negentig dagen gedurende ten hoogste twee jaren worden verlengd met periodes die een termijn van negentig dagen niet te boven gaan. De behandeling van een vordering tot verlenging vindt in dat geval in het openbaar plaats.
4. Op bevelen tot verlenging, overeenkomstig het voorgaande lid, zijn de eerste drie leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Voorlopige hechtenis – termijnen
De voorlopige hechtenis wordt opgelegd vanaf de voorgeleiding bij de rechter-commissaris. Wanneer de officier van justitie een vordering tot inbewaringstelling heeft gedaan, en deze vordering door de rechter-commissaris wordt toegewezen, kan de verdachte maximaal 14 dagen in voorlopige hechtenis worden gehouden.
Binnen deze termijn van 14 dagen moet de officier van justitie een vordering tot gevangenhoouding doen, indien hij wil dat de verdachte langer in voorlopige hechtenis blijft zitten. De gevangenhouding kan maximaal voor 90 dagen worden opgelegd.
Gevallen voorlopige hechtenis
Voorlopige hechtenis mag alleen worden toegepast voor strafbare feiten waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld. Daarnaast kan voorlopige hechtenis nog voor enkele specifiek in artikel 67 Sv. genoemde feiten worden opgelegd, zoals bedreging, belaging, mishandeling, vernieling, verduistering, heling.
Ernstige bezwaren voorlopige hechtenis
Voorwaarde voor de toepassing van voorlopige hechtenis is dat er ernstige bezwaren bestaan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De term ernstige bezwaren ziet op de ernst van de verdenking die er moet zijn. Bij aanhouding is hoogstens een redelijk vermoeden van schuld nodig. Dit betekent dat de politie op redelijke gronden iemand kon verdenken van het plegen of betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. Voor de voorlopige hechtenis is vervolgens net iets meer verdenking nodig. Het gaat bij de ernstige bezwaren nog niet om echt harde bewijzen. Op basis van het dossier moet de rechter-commissaris het vermoeden hebben dat de verdachte zich schuldig gemaakt kan hebben aan de feiten die hem worden verweten.
Pas bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gaat het erom dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Dan pas worden hoge eisen gesteld aan het bewijs. In de fase van de voorlopige hechtenis wordt betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit dus eerder aangenomen.
Gronden voorlopige hechtenis
Tot slot zijn er voor de toepassing van voorlopige hechtenis gronden aanwezig. Artikel 67a Sv. noemt de volgende gronden:
• Ernstig gevaar voor vlucht
• Feit waarop 12 jaar of meer maximum gevangenisstraf is gesteld en het tot maatschappelijke onrust zou leiden wanneer de verdachte in vrijheid zou worden gesteld
• Gevaar voor herhaling van een feit waarop 6 jaar of meer maximum gevangenisstraf staat, of een feit waardoor de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht of algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
• Eerdere veroordeling van minder dan 5 jaar geleden voor bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting, vernieling, of heling
• Onderzoek dat de politie nog moet verrichten, dat mogelijk bij invrijheidstelling van de verdachte zou kunnen worden gefrustreerd of belemmerd
Iemand mag dus niet zomaar in voorlopige hechtenis worden gehouden. Het moet ofwel om ernstige feiten gaan, ofwel kan iemand worden vastgehouden omdat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, of althans op basis van andere factoren (o.a. psychische gesteldheid) er een kans bestaat dat het feit opnieuw wordt gepleegd, of er bestaat een risico op belemmering of frustering van het onderzoek (bijv. door contact met getuigen).
Schorsingvan de voorlopige hechtenis
Wanneer de rechtbank besluit om voorlopige hechtenis op te leggen of de voorlopige hechtenis te verlengen, in de vorm van de inbewaringstelling en gevangenhouding, kan uw advocaat ook voor u de schorsing van de voorlopige hechtenis vragen. De rechter kan de voorlopige hechtenis schorsen wanneer uw persoonlijke belangen zwaarder worden gevonden dan het algemeen belang dat de maatschappij heeft bij langere vrijheidsbeneming. In de kern is de vraag of u voor schorsing in aanmerking komt altijd een afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval, maar ook uw persoonlijke belangen, en in het bijzonder de negatieve gevolgen die een langere vrijheidsbenemning voor u zal hebbem. Wanneer u een verklaring hebt van een werkgever dat ontslag dreigt, of wanneer aangetoond kan worden dat u anders uw woning verliest of wegens andere zeer belangrijke omstandigheden in uw leven, vergroot dat de kans op een schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aan de schorsing kunnen ook voorwaarden worden verbonden zoals een straat- en contactverbod, meldingsplicht bij de politie, huisarrest, etc. De reclassering zal de rechter adviseren of u eventueel geschorst kunt worden onder bepaalde voorwaarden. De rechter zal eerder geneigd zijn om u vrij te laten, wanneer de reclassering dat adviseert.
Advocaat bij voorlopige hechtenis
Zodra een verdachte in voorlopie hechtenis wordt geplaatst, heeft hij recht op rechtsbijstand van een advocaat. Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.
Voorarrest
Geplaatst op: 01 August 2025Het traject van het voorarrest bestaan uit verschillende fasen, die elkaar opvolgen. In chronlogische volgorde kunnen de volgende fasen in het voorarrest worden onderscheiden.
- Ophouden voor verhoor (max. 6 – 15 uur)
- Inverzekeringstelling (max. 3 dagen, evt 1x verlenging)
- Bewaring (max. 14 dagen)
- Gevangenhouding (max. 90 dagen)
- Pro forma zitting (telkens verlenging max. 3 mnd)
Termijnen voorarrest
Iedere fase in het voorarrest kent eigen termijnen. In totaal mag een verdachte tot aan de eerste pro forma zitting maximaal 117 (zonder verlenging ivs; anders 120 dagen) in voorarrest worden gehouden. Na die 117 dagen dient de rechtbank pro forma te behandelen. Op de pro forma zitting kan telkens worden besloten om het voorarrest voor 3 maanden te verlengen, afhankelijk van de ernst van het feit, de te verwachte straf bij veroordeling, en de vraag of er nog steeds ernstige bezwaren (lees: een ernstige verdenking) bestaat tegen de verdachte.
Ernstige bezwaren voorarrest
Voorwaarde voor de toepassing van voorarrest is dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat (in de fase van de inverzekeringstelling) of dat er ernstige bezwaren bestaan (vanaf de fase van de inbewaringstelling) dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De term ernstige bezwaren ziet op de ernst van de verdenking die er moet zijn. Bij aanhouding is hoogstens een redelijk vermoeden van schuld nodig. Dit betekent dat de politie op redelijke gronden iemand kon verdenken van het plegen of betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. Voor de voorlopige hechtenis is vervolgens net iets meer verdenking nodig. Het gaat bij de ernstige bezwaren nog niet om echt harde bewijzen. Op basis van het dossier moet de rechter-commissaris het vermoeden hebben dat de verdachte zich schuldig gemaakt kan hebben aan de feiten die hem worden verweten. Pas bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gaat het erom dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Dan pas worden hoge eisen gesteld aan het bewijs. In de fase van het voorarrest wordt betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit dus eerder aangenomen.
Is het eenmaal tot een veroordeling in eerste anleg gekomen, kan het vonnis van de rechtbank worden gebruikt ter rechtvaardiging van het laten voortduren van het voorarrest.
Gronden voorarrest
Tot slot zijn er voor de toepassing van voorarrest gronden aanwezig. In de fase van de inverzekeringstelling geldt als enige grond het onderzoeksbelang. Zolang de politie onderzoek moet doen, kan de verdachte op het politiebureau in voorarrest worden gehouden.
Vanaf de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris zijn meer gronden nodig. Deze gronden zijn genoemd in artikel 67a Sv.:
• Ernstig gevaar voor vlucht
• Feit waarop 12 jaar of meer maximum gevangenisstraf is gesteld en het tot maatschappelijke onrust zou leiden wanneer de verdachte in vrijheid zou worden gesteld
• Gevaar voor herhaling van een feit waarop 6 jaar of meer maximum gevangenisstraf staat, of een feit waardoor de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht of algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan
• Eerdere veroordeling van minder dan 5 jaar geleden voor bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting, vernieling, of heling
• Onderzoek dat de politie nog moet verrichten, dat mogelijk bij invrijheidstelling van de verdachte zou kunnen worden gefrustreerd of belemmerd
Iemand mag dus niet zomaar in voorarrest worden gehouden. Het moet ofwel om ernstige feiten gaan, ofwel kan iemand worden vastgehouden omdat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, of althans op basis van andere factoren (o.a. psychische gesteldheid) er een kans bestaat dat het feit opnieuw wordt gepleegd, of er bestaat een risico op belemmering of frustering van het onderzoek (bijv. door contact met getuigen).
Schorsing voorarrest
Wanneer de rechtbank besluit om een verdachte in voorarrest te houden, kan de advocaat om schorsing van het voorarrest vragen. Schorsing van het voorarrest betekent dat u in vrijheid wordt gesteld. De rechter kan het voorarrest schorsen wanneer de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarder worden gevonden dan het algemeen belang dat de maatschappij heeft bij langere vrijheidsbeneming. In de kern is de vraag of de verdachte voor schorsing in aanmerking komt altijd een afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval, maar ook de persoonlijke belangen van de verdachte, en in het bijzonder de negatieve gevolgen die een langere vrijheidsbenemning voor de verdachte met zich meebrengen. Wanneer een verklaring van een werkgever wordt overgelegd waaruit volgt dat ontslag dreigt, of wanneer aangetoond kan worden dat onruiming van de woning dreigt of wegens andere zeer belangrijke omstandigheden, bestaan er mogelijkheden om schorsing van het voorarrest te vragen.
Aan de schorsing kunnen ook voorwaarden worden verbonden zoals een straat- en contactverbod, meldingsplicht bij de politie, huisarrest, etc. De reclassering zal de rechter adviseren of u eventueel geschorst kunt worden onder bepaalde voorwaarden. De rechter zal eerder geneigd zijn om u vrij te laten, wanneer de reclassering dat adviseert.
Advocaat voorarrest
Zodra een verdachte in voorarrest wordt gehouden, heeft hij recht op rechtsbijstand van een advocaat. Indien u nog geen eigen advocaat hebt, krijgt u een piketadvocaat toegewezen. Dat is de advocaat die die dag piket heeft. U kunt echter ook een advocaat van uw voorkeur (de voorkeursadvocaat) opgeven. Door de politie wordt vaak gezegd dat u die advocaat dan zelf moet betalen, maar dat is niet (altijd) waar. Wanneer u de auteur van dit artikel opgeeft als advocaat van uw voorkeur, bent u er zeker van dat u wordt bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat met jarenlange ervaring.