085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

Handleiding slachtoffers in strafzaken

Geplaatst op: 03 maart 2014

Door de Raad voor de Rechtspraak is een handleiding uitgegeven waarin de positie en de rechten van slachtoffers in strafzaken precies staan beschreven. Het doel van de handleiding is om de huidige stand van het recht ten aanzien van slachtoffers te beschrijven voor de strafrechter en de juridisch medewerker die hier in de dagelijkse praktijk mee te maken hebben. Voorts is getracht, waar mogelijk, praktische handreikingen te geven voor de invulling van deze rechten. Daarin zit de meerwaarde van dit boek ten opzichte van de bestaande literatuur over dit onderwerp. De schrijvers realiseren zich dat de inhoud van dit boek snel kan verouderen omdat de positie van het slachtoffer in het strafproces zich nog sterk ontwikkelt. Om die reden zal het boek ook in digitale, bewerkbare, versie beschikbaar komen binnen de rechtspraak om op die wijze actueel gehouden te kunnen worden.

Lees meer >


Reclassering

Geplaatst op: 27 februari 2014

De reclassering is de instantie die gaat over de uitvoering van de werkstraf en het houden van reclasseringstoezicht op een veroordeelde indien dit door de rechter is opgelegd. Het is belangrijk dat u, als veroordeelde, goed contact houdt met de reclassering. Moet u een taakstraf verrichten, maar u hebt nog niets gehoord van hen, of kunt u door ziekte of andere problemen een keer niet op afspraak verschijnen bij de reclassering, geef dat dan direct aan hen door.

Telefoonnummers reclassering

De reclassering heeft tegenwoordig niet meer zoveel vestigingen in Nederland. Er zijn er nog slechts een paar van over. Over het algemeen moet u het kantoor hebben dat het dichtst in de buurt van uw woonplaats is gelegen, en in ieder geval binnen uw regio. De verschillende kantoren zijn op regio ingedeeld.

 

Regiokantoor reclassering

Telefoonnummer

Breda/Tilburg

076 571 86 66

‘s-Hertogenbosch

073 640 80 80

Eindhoven e.o. en Limburg

0475 399 120

Middelburg

076 571 86 66

Den Haag/Rotterdam

070 311 94 44

Apeldoorn

055 522 28 22

Nijmegen

024-322 26 27

Almelo

0546-81 47 91

Zwolle

038-455 45 55

Zutphen

0575-58 27 44

Lelystad

0320-24 79 76

Groningen

050-3 188 188

Leeuwarden

050-3 188 188

Assen

050-3 188 188

Alkmaar

072-514 64 64

Zaandam

075 635 20 21

Haarlem

023-511 29 49

Bron: http://www.reclassering.nl/contact/regios

 


Werkwijze advocaat hoger beroep in strafzaken

Geplaatst op: 04 februari 2014

Wanneer u in hoger beroep graag bijstand wenst van een in strafzaken gespecialiseerde advocaat, is het belangrijk dat u zo spoedig mogelijk contact met ons opneemt via het daartoe bestemde aanmeldingsformulier op de website. De advocaat moet in deze gevallen snel handelen. De advocaat zal achtereenvolgens de volgende handelingen voor u verrichten.

Lees meer >


Appelschriftuur

Geplaatst op: 04 februari 2014

Het wordt steeds belangrijker dat u na het instellen van het hoger beroep in een strafzaak een appelschriftuur indient. Een appelschriftuur is een processtuk waarin u aangeeft waarom u het niet eens bent met de uitspraak van de rechter in eerste aanleg. Ook is het appelschriftuur bedoeld om onderzoekswensen op te geven, zoals het horen van getuigen.

Grieven

In het appelschriftuur geeft u gemotiveerd aan waarom u het niet eens bent met de uitspraak van de rechter in eerste aanleg. Deze redenen noemt met ook wel de grieven. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u het niet eens bent met de veroordeling, omdat u vindt dat u vrijgesproken had moeten worden. Of het kan zijn dat u de straf te hoog vindt. Dit dient u dan gemotiveerd aan te geven.

Onderzoekswensen

In het appelschriftuur moet u duidelijk en gemotiveerd aangeven welke onderzoekswensen u hebt voor het hoger beroep. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u getuigen hebt. U moet die dan in het appelschriftuur al noemen (personalina en adresgegevens). Ook moet u aangeven waarom u deze getuigen wilt horen, en wat ze kunnen verklaren.

Het voordeel van het opgeven van onderzoekswensen in een appelschriftuur is dat het gerechtshof uw verzoeken later niet makkelijk kan afwijzen. Er geldt een zwaarder beoordelingscriterium, te weten het verdedigingsbelang; het hof mag alleen het gevraagde onderzoek weigeren wanneer u daardoor niet in uw verdediging wordt geschaad. Wanneer u niet tijdig een appelschrituur indient, geldt het noodzakelijkheidscriterium. Dan kan het hof het verzoek om getuigen te horen al afwijzen als zij menen dat het niet noodzakelijk is.

Termijn indienen appelschriftuur

Het appelschriftuur moet binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep zijn ingediend.

Wijze van indiening

Het appelschriftuur moet worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg de uitspraak heeft gedaan. Er gelden geen speciale voorschriften voor de indiening van het appelschriftuur, en ook niet voor het opstellen van het appelschriftuur. Het appelschriftuur is vormvrij. U kunt het appelschriftuur per post of telefax naar de rechtbank toesturen. Zorg er wel voor dat het appelschriftuur op tijd wordt ontvangen.


Hoger beroep instellen strafrecht (strafzaak)

Geplaatst op: 04 februari 2014

Wanneer u het niet eens bent met de uitspraak van de rechtbank (kantonrechter, politierechter, of meervoudige kamer) in een strafzaak, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen. Voor het instellen van hoger beroep in het strafrecht gelden soms bijzondere eisen. Het is belangrijk dat u bekend bent met deze eisen, en daarmee rekening houdt.

Termijn hoger beroep strafrecht

In het strafrecht is het zo dat u in beginsel binnen 14 dagen na de uitspraak hoger beroep moet instellen. Het kan echter zo zijn dat u niet bekend was met een zitting of de uitspraak. Wanneer de dagvaarding voor de zitting niet aan u in persoon is uitgereikt, en u niet op de zitting bent verschenen, dan vangt deze termijn van 14 dagen pas aan op het moment dat u bekend raakt met de uitspraak. De uitspraak van de rechtbank moet aan u worden betekend. Het is belangrijk dat u dan binnen 14 dagen alsnog hoger beroep instellen.

Langere bedenktijd

De termijn van 14 dagen voor het instellen van hoger beroep is uiterst kort, terwijl de belangen vaak groot zijn. Twijfelt u of u in hoger beroep moet gaan tegen een uitspraak van de rechtbank, raadpleeg dan eerst een advocaat. Blijft u toch twijfel houden, dan kunt u ook uit voorzorg hoger beroep instellen. U kunt vervolgens later besluiten het hoger beroep weer in te trekken. Dat kan tot de aanvang van de zitting in hoger beroep. Op deze manier hebt u een langere bedenktijd.

Instellen hoger beroep

U moet het hoger beroep instellen ter griffie van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan. U moet dus naar de rechtbank en daar (bij de informatiebalie) aangeven dat u hoger beroep wenst in te stellen.

Voor het instellen van het hoger beroep dient u te beschikken over het parketnummer van de strafzaak en de datum van de uitspraak. Ook moet u weten door welke rechter (kantonrechter, politierechter of meervoudige kamer) de uitspraak is gedaan.

U kunt ook een advocaat vragen om namens u hoger beroep in te stellen. De advocaat dient echter ook over voormelde gegevens te beschikken.

Beperkt hoger beroep

Soms is het verstandig om niet tegen alle feiten hoger beroep in te stellen. U kunt er dan voor kiezen om het hoger beroep te beperken tot een of meer feiten waarvan u vindt dat u ten onrechte daarvoor veroordeeld bent. Het voordeel van een beperkt hoger beroep is dat u niet het risico loopt ook nog eens voor gunstige onderdelen van de uitspraak een (hogere) straf te krijgen.

Verlofstelsel

In strafzaken waarbij een geldboete is opgelegd tot € 500,00 geldt het verlofstelsel. Dit betekent dat u – binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep – een appelschriftuur moet indienen waarin u gemotiveerd aangeeft waarom de beslissing van de rechter in eerste aanleg volgens u niet goed is. Het hof zal vervolgens naar aanleiding van uw appelschriftuur beoordelen of u in het hoger beroep wordt ontvangen. Het is daarom erg belangrijk dat u de juiste argumenten aanvoert en dat u het appelschriftuur tijdig indient.

 


Hoger beroep strafzaak

Geplaatst op: 04 februari 2014

Het hoger beroep is de laatste kans om in feitelijke instantie goed verweer te voeren in een strafzaak. De strafzaak wordt door het gerechtshof opnieuw behandeld. Het is belangrijk dat tijdens de zitting in hoger beroep alle mogelijke verweren worden gevoerd, en dat hierbij niets over het hoofd wordt gezien. Rechtsbijstand van een gespecialiseerde strafrechtadvocaat is daarbij echt noodzakelijk!

Second opinion

Bent u in eerste aanleg bijgestaan door een andere advocaat, dan is het wellicht verstandig om nu een nieuwe advocaat naar uw strafzaak te laten kijken. Een nieuwe advocaat kijkt met een andere blik naar de zaak, en zal alles nog eens uitvoerig doornemen. Vaak levert dit nieuwe visies op, en ook nieuwe verweren. Zeker wanneer u zich laat bijstaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat, kan een second opinion voor het hoger beroep echt helpen in uw strafzaak.

In eerste aanleg geen advocaat?

Had u in eerste aanleg bij de politierechter of de meervoudige strafkamer van de rechtbank geen advocaat, dan is het sowieso aan te bevelen om u tijdens de strafzaak in hoger beroep wel te laten bijstaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat. Wanneer u in hoger beroep niet de juiste verweren voert, is het te laat. In cassatie kunt u daar dan niet meer op terugkomen.

Gespecialiseerde strafrechtadvocaat

Een gespecialiseerde strafrechtadvocaat via ons netwerk is overigens niet duur. In de meeste gevallen komt u in aanmerking voor een pro deo advocaat, waardoor de kosten van rechtsbijstand grotendeels door de Staat worden vergoed. U betaalt hoogstens een geringe eigen bijdrage.
Voor het geval dat u niet in aanmerking komt voor een pro deo advocaat hebben wij speciale prijsafspraken gemaakt met de bij ons netwerk aangesloten strafrechtadvocaten. U geniet daardoor van een forse korting op het gebruikelijke honorarium. Dit kortingstarief geldt alleen wanneer u de strafzaak aanmeldt via het aanmeldingsformulier op onze website.


Betalingsregeling CJIB

Geplaatst op: 28 januari 2014

Het CJIB is namens het Openbaar Ministerie belast met de incasso van boetes bij (verkeers)overtredingen, door rechters opgelegde geldboetes, de schadevergoedingsmaatregel en de ontnemingsmaatregel. In de praktijk zien we steeds vaker dat clienten hoge geldbedragen moeten betalen aan het CJIB, terwijl ze dat niet (ineens) kunnen. In dat geval kan geprobeerd worden om een betalingsregeling aan te vragen.

Termijn

Uit artikel 561 Sv volgt dat een vonnis zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. Artikel 561 lid 4 Sv (oud) schreef voorheen voor dat de geldboete en scahdevergoedingsmaatregel binnen twee jaar en drie maanden (27 maanden) na de dag waarop het vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, moest zijn voldaan. Dit lid is nu geschrapt, zodat er geen harde uiterlijke termijn ligt, maar de eis dat de betaling zo spoedig mogelijk moet geschieden, bestaat nog wel.

Aanwijzing executie

De wijze waarop het CJIB deze maatregelen ten uitvoer legt, is neergelegd in de ‘Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hierin valt te lezen hoe het executietraject moet verlopen en wat de mogelijkheden voor de betrokkene zijn voor de betaling.

Betalingsregeling CJIB?

In de Aanwijzing is ten aanzien van betalingsregelingen opgenomen dat de verantwoordelijkheid voor het aangaan hiervan exclusief is voorbehouden aan het CJIB, alsmede dat het CJIB in beginsel geen afbetalingsregelingen treft, tenzij een verzoek om een betalingsregeling op grond van bijzondere omstandigheden gehonoreerd kan worden.

Afdwingen betalingsregeling via rechter

Vaak willen clienten proberen om een betalingsregeling af te dwingen via de rechter om zo te voorkomen dat ze in vervangende hechtenis kunnen worden genomen. De praktijk wijst helaas uit dat die procedure nauwelijks kansrijk zijn. In de meeste gevallen wordt de vordering van de eiser (om een verbod op te leggen aan het CJIB) afgewezen, en krijgt de eiser nog eens de kosten van de procedure daarbovenop.

Een voorbeeld van zo’n procedure is die bij de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 april 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2771. Het ging in die zaak om een opgelegde schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van ruim € 102.000,00, hetgeen de betrokkene niet kon betalen. De rechter overwoog als volgt:

“Het CJIB heeft in deze een ruime beleidsvrijheid, wat meebrengt dat de rechter deze beslissingen in beginsel slechts marginaal kan toetsen.

(..)

De hoogte van de door de strafrechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel is gebaseerd op de feitelijk geleden schade. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde. Dit betekent dat, zoals in het geval van eiser, soms relatief hoge schadevergoedingsmaatregelen worden opgelegd aan veroordeelden met een (zeer) beperkte aflossingscapaciteit. In deze gevallen leidt de dreiging met vervangende hechtenis niet tot snellere betaling. Dat de hechtenis zo in de ogen van eiser verworden is tot een strafoplegging in plaats van een drukmiddel om tot betaling over te gaan, maakt de tenuit-voerlegging evenwel niet onrechtmatig. De regeling van de schadevergoedingsmaatregel, neergelegd in artikel 26f Wetboek van Strafrecht, behelst dat vervangende hechtenis wordt bepaald voor het geval geen of onvolledige betaling of verhaal plaatsvindt. Hieruit volgt reeds dat de hechtenis ten uitvoer gelegd wordt in situaties waarin de veroordeelde de schadevergoedingsmaatregel niet kan voldoen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 juni 2000 (NJ 2000, 634) ook geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat dit door de wetgever onder ogen is gezien.

(..)

Uitgangspunt is dat de betaling van schadevergoedingsmaatregelen zo spoedig mogelijk dient te geschieden, bij gebreke waarvan de vervangende hechtenis ten uitvoer wordt gelegd. Het beleid is erop gericht dat alleen een betalingsregeling wordt toegestaan indien dat leidt tot integrale betaling binnen 27 maanden.

De weigering van de opvolgende betalingsregeling is alleen al niet onrechtmatig, aangezien acceptatie van deze betalingsregeling ertoe zou leiden dat betaling – ook bij de hoogst voorgestelde regeling van € 500,- per maand – 17 jaar in beslag zou nemen. Deze termijn, nog daargelaten de 27- maandentermijn, kan niet als een redelijke termijn worden aangemerkt en gedaagde hoeft hier dan ook geen genoegen mee te nemen. Dat eiser nu eenmaal geen grotere draagkracht heeft doet aan dat oordeel niet af. Hetzelfde geldt voor zijn betoog dat tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis alleen maar zal leiden tot verdere vertraging van de betaling.

Nu voorts niet aannemelijk is geworden dat verhaalsmogelijkheden aanwezig zijn – hetgeen overigens strijdig zou zijn met eisers stellingen over zijn draagkracht – kan gedaagde overgaan tot de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.”

Enkele tips

Hoewel het niet eenvoudig is om een betalingsregeling bij het CJIB te verkrijgen, is ons advies om het altijd te proberen. Hoe uitgebreider u uw situatie toelicht, en uw financiele situatie met bewijsstukken onderbouwt, hoe groter de kans is dat de betalingsregeling wordt geaccepteerd. Het moet echter wel om een realistisch betalingsvoorstel gaan, waarbij u binnen afzienbare tijd het volledige bedrag aan het CJIB betaald kunt hebben. Zou de betalingsregeling jaren voortduren, dan is de kans groot dat het CJIB hier niet mee akkoord gaat.

Een betalingsregeling moet altijd schriftelijk worden aangevraagd. U kunt daartoe onderstaand formulier gebruiken.

Aanvraagformulier betalingsregeling CJIB

 

 

Rechtsbijstand advocaat

Helaas is het zo dat u voor het aanvragen van een betalingsregeling bij het CJIB geen advocaat van onvermogen toegewezen kunt krijgen. Dit is vast beleid van de Raad voor Rechtsbijstand.

Wel kan er een pro deo advocaat aan u worden toegevoegd voor een zitting bij de kantonrechter waar het gaat om een vordering van gijzeling wegens het niet betalen van openstaande boetes.
Meer informatie over die zaken vindt u op onze andere website www.gijzelingsadvocaat.nl. 


Afpakken financieel voordeel

Geplaatst op: 30 december 2013

Aan de afpakketen staan voor het Openbaar Ministerie uiteenlopende strafrechtelijke afpakmogelijkheden ter beschikking.

a. Het strafrecht kent een aantal vermogenssancties. De officier van justitie kan:                           

  • verbeurdverklaring vorderen (art. 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr))
  • ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel vorderen (art. 36e Sr) 
  • geldboete vorderen waaronder begrepen afroomboete (bijvoorbeeld art. 6 lid 1 WED)                                
  • een schikking (art. 511c Sv) aanbieden                                
  • een transactie met financiële voorwaarde(n) (art. 74 Sr) aanbieden                                 
  • een strafbeschikking met ontnemingscomponent uitvaardigen.                                 

De officier van justitie kan ook kiezen voor sancties die een vergelijkbare werking hebben en een schadevergoedingsmaatregel vorderen (art. 36f Sr), schadevergoeding als bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijke veroordeling vorderen (art. 14c, lid 2, sub 1 Sr), een schadevergoeding als onderdeel van een transactie (art. 74, lid 2 Sr) aanbieden of een schadevergoeding als voorwaarde voor sepot stellen.                           

b. Daarnaast hebben overige instanties in de afpakketen mogelijkheden tot afpakken volgens het fiscaal recht, het bestuursrecht en het civielrecht.                           

Behalve strafrechtelijke afpakmogelijkheden heeft het OM ook civielrechtelijke bevoegdheden die in het kader van afpakken relevant kunnen zijn, zoals (het vorderen van de) ontbinding van een rechtspersoon.                        

Daarnaast staat binnen het strafrecht de maatregel tot ontzetting uit beroep of ambt (art. 28 Sr) ter beschikking om nieuw misbruik van beroep of ambt te voorkomen.


Conservatoir beslag strafrecht (art 94a Sr)

Geplaatst op: 30 december 2013

Conservatoir beslag kan gelegd worden om het recht tot verhaal veilig te stellen van een op te leggen geldboete (boetebeslag, art. 94a lid 1 Sv) en/of een op te leggen ontnemingsmaatregel (voordeelsbeslag, art. 94a lid 2 Sv) en/of een op te leggen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer.

Machtiging nodig rechter-commisaris

Voor het leggen van conservatoir beslag is in alle gevallen een separate machtiging van de rechter-commissaris vereist; indien op grond van een machtiging van de rechter-commissaris een SFO is ingesteld, geldt die machtiging tevens als een algemene machtiging tot het leggen van conservatoir beslag ten behoeve van een ontnemingsmaatregel (art. 103 respectievelijk 126 lid 3 jo. art. 126b Sv).

Alleen bij geldboete 5de categorie

Conservatoir beslag is mogelijk bij een verdenking van of een veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd; bij jeugdigen bij een verdenking van respectievelijk een veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd (art. 488a Sv).

Vanaf € 5.000,00

Het op het beslagmoment geschatte voordeel, respectievelijk de voorgenomen geldboete-eis, dient in beginsel ten minste € 5000,– te bedragen. Het aantreffen van contant geld van enige omvang kan een reden zijn om af te wijken van dit beginsel. Ook kan worden afgeweken indien dit past in het kader van een programmatische of probleemgerichte aanpak.

> Meer informatie beoordelingsmaatstaf bij conservatoir beslag


Strafbeschikking

Geplaatst op: 25 december 2013

De strafbeschikking is een buitengerechtelijke modaliteit van afdoeling van strafzaken. De officier van justitie kan in bepaalde strafzaken een strafbeschikking opleggen. In de meeste gevallen gaat het om de oplegging van een geldboete, maar ook een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid kunnen worden opgelegd.

Wet OM-afdoening

Door de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening is een regeling in het Wetboek van Strafvordering opgenomen die het mogelijk maakt dat het OM misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen door het uitvaardigen van een strafbeschikking zelf bestraft. Voorwaardelijke sancties zijn daarbij niet mogelijk.

De kern van de wet is dat de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. In tegenstelling tot een transactie berust een strafbeschikking op een schuldvaststelling; een strafbeschikking wordt niet uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Daarnaast betekent dit dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld.

Voorts strekt de strafbeschikking niet ter voorkoming van vervolging, zoals bij de transactie het geval is, maar is het een afdoeningsvorm waarin de verdachte wordt vervolgd en bestraft. Daarmee komt de strafbeschikking, wat haar karakter betreft, meer overeen met een rechterlijke veroordeling. De strafbeschikking levert zonder tussenkomst van de rechter een executoriale titel op. Het procesinitiatief ligt bij de verdachte. Als de verdachte het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking kan hij verzet doen, waarna de zaak alsnog in volle omvang door de rechter zal worden beoordeeld.

Voorwaarden

Op grond van artikel 257a Sv kan de officier van justitie, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking opleggen.

Voor alle bestanddelen van het strafbare feit moet er voldoende bewijs zijn, anders mag er geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Voorts dient voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking de schuld van de verdachte aan het feit te worden vastgesteld. Indien er twijfel bestaat over de schuld, mag er dus geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Een strafbeschikking mag ook niet worden uitgevaardigd wanneer de verdachte van het strafbaar feit geen verwijt kan worden gemaakt.

Dit betekent dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld. In de toelichting die de verdachte bij de strafbeschikking ontvangt is dan ook opgenomen dat de strafbeschikking op een schuldvaststelling berust en dat de bestrafte die het daar niet mee eens is, verzet zal moeten doen.

Straffen

De officier van justitie kan op grond van artikel 257a, tweede lid Sv, opleggen:
a. een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren,
b. een geldboete (tot het wettelijk toegestane maximum),
c. de maatregel onttrekking aan het verkeer,
d. een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer,
e. een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor ten hoogste zes maanden.
f. Voorts kan de strafbeschikking op grond van artikel 257a, derde lid Sv, aanwijzingen, waaronder gedragsaanwijzingen, bevatten waaraan de verdachte moet voldoen.

Hoorplicht

Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet afhankelijk gesteld van het soort delict, maar van de soort of de zwaarte van de op te leggen sanctie.

Taakstraf, ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, aanwijzing het gedrag van de verdachte betreffend            

Artikel 257c, eerste lid, Sv bepaalt dat een strafbeschikking houdende een taakstraf, een OBM, dan wel een aanwijzing het gedrag de verdachte betreffend, slechts wordt uitgevaardigd indien de verdachte door de officier van justitie is gehoord en daarbij heeft verklaard bereid te zijn de straf te voldoen dan wel zich aan de aanwijzing te houden. Als er geen bereidheid van de verdachte is om zijn straf te voldoen of zich aan de aanwijzing te houden, dan kan hij rechtstreeks worden gedagvaard.

Het horen in het kader van een taakstraf van 121 tot en met 180 uur, een OBM of een gedragsaanwijzing moet door een officier van justitie plaatsvinden.

Geldboete, schadevergoedingsmaatregel en andere financiële sancties            

De verdachte dient tevens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord wanneer een strafbeschikking inhoudende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en/of een schadevergoedingsmaatregel afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2.000,-. De verdachte dient daarbij te worden bijgestaan door een raadsman (artikel 257c, tweede lid, Sv). Heeft de verdachte geen raadsman, dan is afdoening door de rechter aangewezen.

Indien de gedragsaanwijzing wordt gegeven die inhoudt dat aan de staat een geldbedrag moet worden voldaan of dat in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel (ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c Sv) en deze beloopt afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in artikel 257c Sv genoemde betalingsverplichtingen meer dan € 2000,- dient op grond van deze aanwijzing de verdachte eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord. Dit geldt ook voor de gedragsaanwijzing die wordt gegeven ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder d Sv: de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen.

In het economische en fiscale strafrecht zijn nog enkele specifieke voorzieningen getroffen. Voor geldboetes en schadevergoedingsmaatregelen die in een, jegens een rechtspersoon voor een economisch delict uit te vaardigen, strafbeschikking zullen worden opgelegd, geldt dat deze bij meer dan € 10.000,- onder bijstand van een raadsman voorafgaand aan het uitvaardigen van de strafbeschikking dient te worden gehoord (artikel 36, tweede lid, Wet op de economische delicten)

De rechtspersoon dient op grond van deze aanwijzing eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord indien de gedragsaanwijzingen worden gegeven ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c (voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel) en/of ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c (de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen) en deze gedragsaanwijzing(en) afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in artikel 36, tweede lid, van de Wet op de economische delicten genoemde betalingsverplichtingen  meer dan € 10.000,- belopen. 

Het horen zoals bedoeld in deze paragraaf moet door een officier van justitie plaatsvinden.

Telefonisch horen            

In artikel 257c Sv worden – afgezien van gevallen van waarin de eis van verplichte rechtsbijstand geldt – geen nadere eisen gesteld aan de wijze van horen. Als de verdachte daarmee instemt, kan het horen, zoals omschreven in artikel 257c, eerste lid, Sv, ook telefonisch plaatsvinden.

Verslag van het horen            

Van het horen van de verdachte overeenkomstig het eerste of tweede lid van artikel 257c Sv wordt een schriftelijk verslag opgemaakt. Indien de strafbeschikking afwijkt van door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, worden de redenen die tot afwijken hebben geleid aan dit verslag toegevoegd, voor zover deze redenen niet reeds mondeling zijn opgegeven.

Verzet

Indien u het niet eens bent met de opgelegde strafbeschikking, dient u in verzet te gaan. De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen binnen veertien dagen nadat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit blijkt dat de bestrafte bekend is met de strafbeschikking (artikel 257e, eerste lid, Sv)

Bij een uitreiking in persoon bestaat geen twijfel over de ingangsdatum van de termijn. Indien de strafbeschikking per post is toegezonden, geldt de tweede volzin van de eerste regel en blijft de ingangsdatum van de verzetstermijn en daarmee ook de datum waarop de strafbeschikking onherroepelijk is geworden afhankelijk van het zich voordoen van een omstandigheid waaruit blijkt dat de bestrafte met de strafbeschikking bekend is.

Deze afhankelijkheid doet zich echter niet voor bij lichte overtredingen. Voor deze overtredingen geldt dat de strafbeschikking na maximaal zes weken na toezending onherroepelijk wordt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

– het feit betreft een overtreding – de geldboete is maximaal € 340; – de strafbeschikking is uiterlijk vier maanden na het plegen van het strafbaar feit uitgevaardigd; – de strafbeschikking is verzonden naar het GBA-adres of het door verdachte opgegeven adres, en – de bestrafte heeft geen verzet gedaan.

Voor deze overtredingen geldt de zogenaamde GBA-fictie. Indien de strafbeschikking per post is verzonden aan het GBA-adres of – indien dit niet beschikbaar is – het door verdachte zelf opgegeven adres dan is de strafbeschikking in ieder geval na die zes weken onherroepelijk.

Maar het moment van onherroepelijkheid kan bij deze overtredingen ook eerder dan na zes weken intreden. Als op wat voor manier dan ook aangetoond kan worden dat bestrafte voor het verstrijken van de zes weken termijn op een bepaalde datum bekend was met de strafbeschikking, dan is de strafbeschikking na ommekomst van veertien dagen na die datum onherroepelijk. Deze eerdere bekendheid kan bijvoorbeeld blijken uit een telefoontje dat de bestrafte pleegt met een OM of een CJIB-medewerker. Deze datum kan dan bij het OM of bij het CJIB worden vastgelegd.

Verzet kan worden gedaan door:

  • – de bestrafte (in persoon of schriftelijk);
  • – een bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman (in persoon of schriftelijk);
  • – een bij bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde (alleen in persoon, waarbij de bijzondere volmacht bij de verzetsakte dient te worden gevoegd).

Het verzet wordt bij voorkeur schriftelijk gedaan bij het in de strafbeschikking opgegeven postadres. Het kan ook mondeling worden gedaan bij ieder parket, waarna – indien van toepassing – voor dit parket een doorzendplicht bestaat naar een officier van justitie die het verzet bij een bevoegde rechter aanhangig kan maken (artikel 257e, vierde lid, Sv).

Bij het verzet moet de bestrafte zijn naam opgeven en dient hij een kopie dan wel een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking waartegen het verzet zich richt over te leggen. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven (artikel 257e, vierde lid Sv).

Herbeoordeling van de zaak            

Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd of kan besloten worden de bestrafte op te roepen voor de terechtzitting:

  • – bij intrekking is altijd sprake van sepot en wordt een sepotbrief verstuurd;
  • – bij wijziging moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd, tenzij de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking voldoet, waarmee hij afstand van verzet doet of zijn verzet intrekt;
  • – bij oproeping voor de terechtzitting treedt de normale rechterlijke procedure in werking.

Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking of schort de executie van de strafbeschikking op, tenzij naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet (evident) na het verstrijken van de termijn is gedaan. In dat geval mag de executie van de strafbeschikking worden hervat. De zaak moet echter altijd ter terechtzitting worden aangebracht, tenzij de bestrafte zijn verzet alsnog intrekt.

Zitting (o.a. na verzet)

De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak integraal beoordeelt. De rechter dient vooraf de ontvankelijkheid van het verzet te beoordelen.

Hieronder wordt toegelicht hoe de officier van justitie dient te handelen in de twee gevallen waarin een zaak na het uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter dient te worden gebracht: na verzet en na mislukte executie.

Eis ter terechtzitting in zaken waarin de bestrafte verzet heeft ingesteld tegen een strafbeschikking

In het geval een bestrafte na het doen van verzet wordt opgeroepen voor een terechtzitting, wordt de zaak verder behandeld als een gewone strafzaak. Aangezien de vervolging is ingeleid door de strafbeschikking, maakt deze onderdeel uit van  het strafdossier voor de rechter. In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde sanctie zijn.

Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde sanctie. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere sanctie worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere sanctie worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking. Overigens zal steeds, behalve wanneer het verzet niet-ontvankelijk wordt geacht, de vernietiging van de strafbeschikking gevorderd moeten worden. De rechter vernietigt op basis van artikel 257f lid 4 Sv de strafbeschikking als hij de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, danwel de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. De vernietiging moet worden geëist en door de rechter worden uitgesproken en in het vonnis opgenomen.

Eis ter terechtzitting in zaken waarin de executie van de bij strafbeschikking opgelegde sanctie (gedeeltelijk) is mislukt            

Wanneer de executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk mislukt, bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald, kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden.: Indien reeds een gedeeltelijke betaling heeft plaatsgevonden, wordt deze in de uitvoering door het CJIB in mindering gebracht op de  door  de rechter opgelegde straf. Anders dan in de zaken waarin de bestrafte verzet heeft gedaan tegen de strafbeschikking, geldt in deze categorie zaken de destijds aan de bestrafte opgelegde sanctie niet meer als uitgangspunt. In het executietraject is namelijk gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bij strafbeschikking opgelegde sanctie niet mogelijk is. Er zal dan in beginsel een andere, zwaardere sanctiemodaliteit worden geëist. Wanneer een zaak in BOS/Polaris is opgenomen, blijft het aanvankelijk aantal sanctiepunten ongewijzigd. Er moet echter een omrekening plaatsvinden naar een hogere of zwaardere sanctiemodaliteit, waarbij vervolgens rekening gehouden moet worden met de (deels) ten uitvoer gelegde straf of maatregel. Ook moet in mindering worden gebracht het aantal dagen dat de bestrafte gegijzeld is geweest in de betreffende strafzaak (artikel 27 lid 1 Sr). Concreet: als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald, moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen. Ook in deze gevallen moet de officier vernietiging van de strafbeschikking vorderen. De rechter vernietigt op basis van artikel 354a Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Als de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM uitspreekt, kan de rechter de strafbeschikking vernietigen.

 


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden