085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

Voorwaardelijke invrijheidstelling

De voorwaardelijke invrijheidstelling houdt in dat de verdachte na het uitzitten van 2/3 van zijn straf onder voorwaarden kan vrijkomen. De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor gevangenisstraffen vanaf 1 jaar. Boven de 1 jaar gaat er 1/3 van de straf af, nadat tenminste 1 jaar van de straf is ondergaan. Bij een gevangenisstraf van 15 maanden, is de v.i. derhalve 1 maand, en moet de veroordeelde 14 maanden gevangenisstraf ondergaan. Vroeger heette dit de vervroegde invrijheidstelling, maar dit is nu vervangen met de komst van de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. Hierna zullen de belangrijkste vragen over de voorwaardelijke invrijheidstelling worden behandeld.

Vroeger: vervroegde invrijheidstelling

Op 1 juli 2008 is de Wet vervroegde invrijheidstelling vervangen door de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. Met de nieuwe wet blijft het zo dat een veroordeelde vroeger op vrije voeten komt, maar gelden er vanaf dat moment voorwaarden waaraan de veroordeelde zich moet houden. Voldoet de veroordeelde niet aan die voorwaarden, dan kan hij of zij weer vast worden gezet.

Voorwaardelijke invrijheidstelling in de wet

De voorwaardelijke invrijheidstelling is in de wet geregeld in art. 15 Wetboek van Strafrecht (Sr.):

Artikel 15 – voorwaardelijke invrijheidstelling

1. De veroordeelde tot vrijheidsstraf van meer dan een jaar en ten hoogste twee jaren, wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer de vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en van het alsdan nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf eenderde gedeelte is ondergaan.
2. De veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer hij tweederde gedeelte daarvan heeft ondergaan.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien:
a.               de rechter op grond van   artikel 14a heeft bepaald dat een gedeelte van de vrijheidsstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd;
b.               de rechter een last als bedoeld in   artikel 14g, eerste lid, heeft gegeven;
c.               de veroordeelde een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis of in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering is doorgebracht onder de termijn begrepen, tenzij die tijd, met toepassing van artikel 68, eerste lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, reeds in mindering is gebracht op een andere straf die de veroordeelde heeft ondergaan.
5. Indien de veroordeelde meer dan één vrijheidsstraf heeft te ondergaan, worden deze zo enigszins mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd. In dat geval worden geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen gezamenlijk, met uitzondering van vervangende hechtenis, als één vrijheidsstraf aangemerkt, waarop dit artikel en de   artikelen 15a tot en met 15l van toepassing zijn.
6. De   artikelen 570 en 570a van het Wetboek van Strafvordering zijn van toepassing.
7. In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling op een eerder tijdstip plaatsvindt in het geval van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland, indien de veroordeelde op dat eerdere tijdstip voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld, als de tenuitvoerlegging niet aan Nederland zou zijn overgedragen.

Wanneer geldt de voorwaardelijke invrijheidstelling

De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor alle gevangenisstraffen vanaf 1 jaar. Er gelden echter wel een aantal uitzonderingen. In de volgende gevallen is de voorwaardelijke invrijheidstelling niet van toepassing:

  • Indien al een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk is opgelegd; dan moet de verdachte het volledige deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden uitgezeten.
  • Bij een levenslange gevangenisstraf

Berekening datum voorwaardelijke invrijheidstelling

Het is niet altijd eenvoudig om de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling te berekenen. Er gelden een aantal basis uitgangspunten:

  • Wanneer er een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is opgelegd dan moet het volledige gedeelte van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden uitgezeten.
  • Is er een gevangenisstraf opgelegd van minder dan 2 jaar, dan gaat er 2/3 deel af van het gedeelte boven de 1 jaar af (boven de 1 jaar hoeft de verdachte dus maar 1/3 deel van zijn straf uit te zitten).
  • Bij een gevangenisstraf van 2 jaar of meer, gaat er 1/3 deel af over de volledige gevangenisstraf (de verdachte hoeft slechts 2/3 deel van zijn totale straf uit te zitten)
  • Wanneer er meerdere gevangenisstraffen zijn opgelegd, dan worden alle straffen bij elkaar opgeteld, en over het totaal de voorwaardelijke invrijheidstelling berekend

Enkele voorbeelden:

– iemand die is veroordeeld tot achttien maanden cel, komt vrij na veertien maanden (12 maanden + 1/3 van 6 maanden)
– iemand die is veroordeeld tot achttien maanden cel, waarvan vier maanden voorwaardelijk, komt niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling, en komt vrij na veertien maanden
– iemand die is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, komt na zestien maanden vrij (24 maanden – 1/3 van 24 maanden);
– iemand die is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, komt na vier jaar vrij (6 jaar – 1/3 van 6 jaar)

VI geldt voor totaal openstaande vrijheidsstraffen
Bij meerdere vrijheidstraffen moeten alle straffen bij elkaar worden opgeteld voor de berekening van de datum waarop iemand voorwaardelijk invrijheid kan worden gesteld.

VI niet van toepassing bij vervangende hechtenis
De eventueel opgelegde vervangende hechtenis in verband met het niet betalen van geldboetes, het niet verrichten van de werkstraf, of het niet betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, wordt niet in de optelling betrokken, en over het gedeelte van de vervangende hechtenis komt de veroordeelde niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.

Uitzonderingen voorwaardelijke invrijheidstelling

Voorwaardelijke invrijheidstelling is niet van toepassing

  • op gevangenisstraffen tot 1 jaar
  • bij tenuitvoerlegging vervangende hechtenis
  • bij vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven
  • wanneer een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is opgelegd
  • bij minderjarige verdachten

Verder gelden nog enkele gevallen waarin de officier van justitie aan de rechter kan vragen om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen. Wanneer dat kan leest u hierna.

Achterwege laten of uitstellen voorwaardelijke invrijheidstelling

In de volgende gevallen kan de officier van justitie aan de rechter vragen om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen:

  • als de veroordeelde in een TBS-kliniek zit en langer moet worden verpleegdd
  • als de veroordeelde zich zeer ernstig heeft misdragen tijdens zijn strafperiode;
  • als de veroordeelde zich niet aan voorwaarden wil houden, of als er ondanks de voorwaarden een te groot risico is dat de veroordeelde (ernstige) geweldmisdrijven zal plegen;
  • als de veroordeelde is ontsnapt of een ontsnappingspoging heeft gedaan;

Voorwaarden bij voorwaardelijke invrijheidstelling

De officier van justitie kan verschillende voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke veroordeling. Vaak gaat het om de algemene voorwaarde dat er geen nieuw strafbaar feit mag worden gepleegd, maar er kunnen ook bijzondere voorwaarden worden gesteld aan de invrijheidstelling, zoals verplichte begeleiding door de reclassering, het volgen van cursussen of trainingen, een straat- en contactverbod. In feite kunnen alle bijzondere voorwaarden worden opgelegd die ook gelden bij de voorwaardelijke veroordeling.

Proeftijd bij voorwaardelijke invrijheidstelling

De voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling gelden gedurende de proeftijd. Deze proeftijd is gelijk aan de duur van het strafrestant, maar bedraagt minimaal 1 jaar. Bij een veroordeling tot een gevangenisstraf van 2 jaar, komt de veroordeelde dus na 16 maanden vrij, en moet hij zich nog gedurende een jaar aan de voorwaarden houden die de officier van justitie stelt. Doet hij dat niet, dan kan de voorwaardelijke straf worden herroepen, en kan het zijn dat hij het restant van zijn straf (8 maanden) alsnog geheel of gedeeltelijk moet uitzitten. Dit bepaalt de rechter uiteindelijk. 
Bij een gevangenisstraf van 6 jaar, geldt dus een proeftijd van 2 jaar!

Schorsing voorwaardelijke invrijheidstelling

De veroordeelde kan alvast – in afwachting tot de zitting bij de rechter – worden aangehouden. De officier van justitie vraagt dan om schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechter-commissaris beslist op het verzoek van de officier van justitie.

Advocaat nodig?

Heeft u een advocaat nodig omdat u advies wil over de berekende datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling, of omdat de officier de rechter heeft gevraagd om voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten of uit te stellen, of vanwege een verzoek tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling?

De advocaten binnen ons netwerk hebben ruime ervaring met de voorwaardelijke invrijheidstelling en kunnen u goed bijstaan bij al uw problemen met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Meldt uw zaak bij ons aan, en wij brengen u in contact met een gespecialiseerde advocaat uit ons netwerk.

 

 

 

 

 

 
 

 

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden